페이지 이미지
PDF
ePub

men meent de ontbranding te moeten toeschrijven. De dwaasheid, deze als de eenige oorzaak te beschouwen, springt in het oog, wanneer men bedenkt, dat sommige kolensoorten, die het meest aan zelfontbranding onderhevig zijn, slechts 0,8 % ijzerpyriet bevatten en zelden meer dan 14 %. Indien men al het pyriet, bevat in 100 lbs. kool op een punt te zamen kon brengen en snel tot sulphaat laten oxydeeren, terwijl alle verlies van warmte verhinderd kon worden, zou de temperatuur nauwelijks tot 100° C. stijgen. Buitendien wordt in sommige industrieën zuiver ijzerpyriet in groote hoeveelheden gebruikt, en kan het, mits vrij van koolhoudende bijmengsels, op hoopen van honderden tonnen bewaard worden in een vorm die weinig van poeder verschilt; hoewel het dan voortdurend aan oxydatie is blootgesteld, is het mij niet gelukt een enkel geval van verhitting op te sporen, dus nog minder een geval waarbij de temperatuur voldoende steeg om kool te doen ontbranden. het echter met fijn verdeelde koolhoudende stoffen vermengd, dan komen verhitting en ontbranding dikwijls voor, zelfs in hoopen van matige afmetingen.

Is

Ik heb met zorg de ontbrandingstemperatuur van verschillende koolsoorten onderzocht en bevonden dat:

[merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][ocr errors][ocr errors][ocr errors][ocr errors][merged small][merged small][merged small][ocr errors][ocr errors][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small]

zoodat geene, nog zoo ver strekkende, verbeelding de macht om zulk eene temperatuur te veroorzaken kan toeschrijven aan de kleine sporen van pyriet, die, door een groote massa kool verspreid, eene langzame oxydatie ondergaan.

Dr. Richters bevestigt dit volkomen en verwerpt het denkbeeld, dat de pyrieten iets meer zouden doen dan eene kleinigheid bijdragen tot de oorzaken van temperatuurverheffing. Hierin vergist hij zich naar mijn inzien; mijne proeven, die openbaar gemaakt zullen worden, zoodra zij volledig zijn, wijzen er heen, dat pyriet de vatbaarheid voor zelfontbranding grooter maakt, wanneer het in groote hoeveelheden aanwezig is en wel door het vrij maken van zwavel onder bepaalde omstandigheden. Nu is de ontbrandingstemperatuur van zwavel 482° F. 250° C. zoodat de aanwezigheid van vrije zwavel de ontbrandingstempe

ratuur van het mengsel met veel meer dan 100° C. verlaagt; zwavel vervult hier dezelfde rol als buskruid, waarin het de ontbrandingstemperatuur lager maakt en de verbranding bevordert. Eene nog belangrijkere werking van pyriet is, dat het bij het oxydeeren uitzet, daardoor het steenkool in kleine stukken doet splijten en door groote nieuwe oppervlakken aan de lucht bloot te stellen eene vermeerdering van temperatuur en van scheikundige werking veroorzaakt.

Wij kunnen dus nu nagaan welke werkingen te zamen ontbranding veroorzaken. De pas gegraven kool wordt aan den uitgang van de mijn gebracht en begint, door de werking aan de oppervlakte, dadelijk zuurstof uit de lucht op te nemen, maar, tenzij het in ongewoon groote hoopen wordt opgestapeld en erg gebroken, zal het in den regel nog geen sporen van verwarming vertoonen, daar de aan de lucht blootgestelde oppervlakte betrekkelijk klein is en de lucht, die vrij tusschen de brokken doorstroomt de temperatuur laag houdt. De kool wordt nu geharpt en de groote stukken pyriet er uit gehaald; vervolgens wordt hij in spoorwagens geladen en hierin door het aanhoudende schudden, horten en stooten verbrokkeld; iedere stoot vermeerdert de hoeveelheid gruis en hiermede de oppervlakte, die aan de lucht is blootgesteld. Aan de haven aangekomen moet de kool van den waggon in het schip worden overgebracht door middel van een van de veelsoortige werktuigen, die hiervoor bestaan en bij deze bewerking wordt meer kwaad gesticht dan in eenig ander tijdperk.

De kolen, die het eerst in het schip gestort worden, breken door de valhoogte in kleine stukken en moeten vervolgens den schok opvangen van de volgende ladingen, die er van eene hoogte opvallen, zij worden daardoor spoedig tot gruis gebroken, terwijl de opvolgende wagenladingen, die op den hier gevormden kegel vallen, er meer of minder gebroken langs naar beneden rollen. Het gevolg is dat wanneer de geheele lading ingenomen is, zich onder het luik eene dichte massa kolengruis bevindt en het is onveranderlijk in dit gedeelte, dat de verhitting plaats heeft, daar de groote oppervlakte, die bij het breken van de kool nieuw aan de lucht wordt blootgesteld, een snel opnemen van zuurstof en dus stijging der temperatuur veroor

zaakt. Deze geeft aanleiding tot scheikundige verbindingen tusschen de opgenomen zuurstof, de koolwaterstoffen en pyrieten. De verbinding van zuurstof met pyriet veroorzaakt uitzetting van de oxydeerende massa en splijten van de steenkool, nieuwe oppervlakken worden blootgesteld, hierdoor meer zuurstof opgenomen en weldra wordt de ontbrandings-temperatuur bereikt van den zwaveldamp en de zwavel, die uit het pyriet vrij worden; hierdoor wordt de warmte zeer snel opgevoerd tot de ontbrandingstemperatuur van kool. Alleen in het geval, dat groote hoeveelheden pyriet dicht opeengehoopt zijn, kan het proces geheel verloopen, zooals hier werd aangegeven; in gewone gevallen als de hoeveelheid pyriet slechts 1 à 2 % bedraagt, wordt de vrijkomende zwaveldamp tot zwaveldioxyde geoxydeerd bij eene veel lagere temperatuur dan waarbij zwavel ontbrandt; in deze gevallen echter, is de hitte, veroorzaakt door het absorbeeren van zuurstof en het oxydeeren der harsachtige gedeelten van de kool, ruimschoots voldoende om de temperatuur te doen stijgen tot de vereischte 7250 à 932° F. (400° à 500° C).

(Wordt vervolgd.)

Opgave der nieuwe en verbeterde uitgaven van de Britsche Admiraliteitskaarten, (met korte aanwijzing van het verbeterde gedeelte).

Westkust van Engeland en Schotland, Ierland.

18256. Irish Channel. Sheet II. Plan Holyhead Bay. Maart. Middellandsche en Adriatische Zee.

"

1402. Italy, Ports Maurizio and Oneglia. Nieuwe kaart. Maart. 1405. W. Ports and Anchorages, Plans Agropoli-bay. Scario Anchorage and Port Palinuro. Nieuwe kaart. Maart. West-Indië en Zuid-Atlantische Oceaan.

1412. West-Indies. Curaçao island. Sta. Ana harbour. Nieuwe kaart. April.

Indische Oceaan.

2736.

India W. Gulf of Kutch to Viziadurg. Plan Pur Bunder verwijderd, plan Diu harbour veranderd. Maart.

1321. India W. Kathiawar coast, plans Porbandar and Navibandar. Nieuwe kaart. Maart.

Chineesche Zee, Japan, Pacific en Australië.

1342.

2531.

Cochin China, Fan Rangbay to Tong King gulf. Uitge-
breide verbeteringen, benevens plan Fuzen en Ku. Mong
harbour. Maart.

North America W. Cape Mendenico to Vancouver island.
Uitgebreide veranderingen langs de kust.

Maart. 2799. South America W. Ecuador-Plans. Plan Caraccas-rivier veranderd in een nieuw plan No. 1393. Februari. 1060. Society islands. Western group. Bora Bora en Huaheine eilanden. Maart.

1379. Australia E., Plans in New South Wales, Richmond river entrance, cape Byron bay, Hastings river, Port Macquarie, Clarence river entrance. Nieuwe kaart. Maart.

Opgave der Nederlandsche en NederlandschIndische Kaarten,

waarop de achterstaande verbeteringen betrekking hebben. Zoomede van nieuwe of vernieuwde Kaarten.

Nederlandsche Kaarten.

Lichtenkaart van Nederland. Verbetering zie No. 194.

Monden van de Eems.

Noordzee. Seyffardt. Verbetering zie No. 194, 195 en 196.
Noordzee. Zuidelijk gedeelte. Idem. Verbetering zie No. 195 en 196.
Nederlandsch-Indische Kaarten.

Geul der Palembang of Moesi-rivier. Nieuwe kaart.
Plannen van Ankerplaatsen en Mondingen van rivieren op de
Noord- en Oostkust van Sumatra. Blad I. Nieuwe kaart.
Zuidelijk gedeelte van de Chineesche Zee Verbetering zie No. 222.

Java Zee en aangrenzende vaarwaters.

Nederlandsch Oost-Indië.

Straat Soenda.

Blad I.

Blad II. Edeling.

Verbetering zie No. 223.

Java. Blad I.

Westelijke vaarwaters naar de reede van Batavia.
Reede van Batavia.

Vierde punt tot Hoek Kerawang.

Straat Soenda en Westkust Java. Seyffardt.

Kaart van

een gedeelte van de Noordkust van Java en Straat Soenda. Idem.

Vaarwaters naar en reede van Batavia. Idem.

Java en omliggende eilanden en vaarwaters. Idem.
Moluksche Archipel. Blad I. Verbetering zie No. 224.

Opgave der in de Zeekaarten aan te brengen verbeteringen.

De peilingen zijn uit zee genomen en, tenzij het anders wordt opgegeven, miswijzend. De zeemijl is de equatorminuut. Belanghebbenden kunnen bij de Filiaal-Inrichting van het Koninklijk Nederlandsch Meteorologisch Instituut te Amsterdam, gevestigd in het,,Gebouw voor Algemeenen Dienst", op de Handelskade", volledige inlichtingen bekomen aangaande de zeekaarten en zeemansgidsen.

OOSTZEE EN BOTHNISCHE GOLF.

Zweden. 186. Licht bij Rataskär. Bothnische Golf. Den 15den April j.l. zou bij Rataskär een licht worden ontstoken, zichtbaar als volgt: wit vast van Z. 25° W. tot Z. 88° W., rood vast van Z. 88° W. door W. tot N. 78° W., wit vast van N. 78° W. door N. tot N. 30° O. Het witte licht is zichtbaar tot op 13,1 en het roode tot op 9,2 zeemijl. Ligging: 63° 59' 53" N.b., 20° 54′ 30′′ 0.1.

Tegelijkertijd zou het roode vaste licht van Ratan veranderd worden in een schitterlicht toonende witte schitteringen tusschen

« 이전계속 »