ÆäÀÌÁö À̹ÌÁö
PDF
ePub

voor zooverre wij die kunnen beoordeelen uit de beschrijvingen der getuigen, en der deskundigen en uit de photographiën, zoodanig is, dat die niet veroorzaakt werd door een schip dat ongeveer zeven mijl liep. Wij gelooven dat de snelheden, zooals de beide partijen die opgeven op 't oogenblik der aanvaring, n.l. ongeveer 2 mijl voor de „Marpessa" en 2 à 3 mijl voor de „Prins Frederik", volkomen voldoende zijn voor al de aangerichte schade, ofschoon wij niet beweren dat het mogelijk is de vaart van den een of den ander te bepalen door den aard van den stoot. Maar nu is er nog de positieve verklaring van de officieren en machinisten van de "Marpessa" dat dit schip geruimen tijd met halve kracht gestoomd heeft, en daarna gedurende ongeveer tien minuten langzaam aan" geloopen heeft; verder dat dadelijk na het hooren van de fluit van de „Prins Frederik" de machines gestopt werden en voor achteruit te werk gesteld, waardoor de vaart werd gebracht op, naar zij schatten, 2 mijl.

Ik verklaar hier dadelijk dat ik in 't geheel geen geloof hecht aan de verklaring van dien man, Neale, die om een beweegreden van hemzelf, hier gekomen is om een zeer lage leugen te vertellen. Ik stel geen vertrouwen in zijn getuigenis. Dit zoo zijnde zien wij geen onachtzaamheid of slechte navigatie aan de zijde der „Marpessa".

Wat de Prins Frederik" betreft, dit schijnt een goed schip geweest te zijn, goed in orde, bestuurd door een Kapitein en Officieren, die zonder twijfel zeer goede officieren zijn; ook twijfel ik er niet aan dat er in algemeenen zin met haar goed gemanoeuvreerd is geworden. Ik zeg dit omdat het mij spijt dat ik tot de conclusie moet komen, dat zij bij deze gelegenheid een fout begaan hebben, en dat het een fout is waarvoor zij veroordeeld moeten worden. Daarom verklaar ik de Frederik" alleen schuldig.

Uitspraak van den Raad van Tucht.

De Raad van Tucht voor de Koopvaardij :

„Prins

Gelet op de missive van Zijne Excellentie den Minister van Waterstaat, Handel en Nijverheid d.d. 25 Juli 1890, waarbij de Raad wordt uitgenoodigd om een onderzoek in te stellen

naar het gedrag van den gezagvoerder Klaas Visman, van het Nederlandsche stoomschip „Prins Frederik", ter gelegenheid van de aan dat schip op 25 Juni 1890 door aanvaring met het stoomschip „Marpessa" overkomen zeeramp;

Gezien de scheepsverklaring op 28 Juni 1890, ten overstaan van den Nederlandschen Vice-Consul te Falmouth door den gezagvoerder K. Visman en een deel der bemanning van het stoomschip Prins Frederik" uitgebracht; alsmede een photographischen afdruk van een gedeelte van het journaal van het S.S. „Marpessa" gehouden op den dag der aanvaring en den daaraanvolgenden dag;

Gehoord den gezagvoerder K. Visman en de onder eede afgelegde verklaringen der getuigen W. H. J. Zeelt, P. J. Bakker, A. C. Metzelaar, C. I. Pot, H. Ihns, J. Davidson, P. Kroeb, E. L. Nilsson en W. F. Weijand;

Overwegende dat uit de scheepsverklaring en de onder eede afgelegde verklaringen der getuigen in onderling verband, en in overeenstemming met de verklaring van den gezagvoerder is gebleken:

dat het Nederlandsche stoomschip „Prins Frederik", toebehoorende aan de Stoom vaart-Maatschappij „Nederland" gezagvoerder Klaas Visman, op 21 Juni 1890 van Amsterdam en op 24 Juni 1890 van Southampton vertrokken is met eene lading diverse koopmansgoederen, specie en passagiers, onder welke een detachement militairen, groot vijf en zeventig man, vier onderofficieren en twee luitenants onder commando van een hoofdofficier;

dat de reis naar Java via Genua vervolgd is, zonder dat iets merkwaardigs is voorgevallen tot in den namiddag van den 25 Juni, toen het schip stoomende was in de Golf van Biscaye, met den koers van ZW. W. bij goed weer en kalme zee;

dat het in den avond van dien dag van af 6 are mistig weer werd en de mist nu en dan afwisselend dik was;

dat dientengevolge met een tot 7 mijlen verminderde vaart werd gestoomd om de ZW. W., goeden uitkijk werd gehouden en gedurig de voorgeschreven mistsignalen met de stoomfluit werden gegeven;

dat de gezag voerder zich gedurende den geheelen avond op de brug bevond, met uitzondering van een korten tijd, ten einde

van kleeding te kunnen verwisselen, daar hij voornemens was gedurende den nacht op de brug te blijven;

dat ongeveer ten 10 ure, kort na elkander twee verschillende mistsignalen zijn gehoord, gerapporteerd en door de „Prins Frederik" beantwoord; het eerste laag van toon, aanvankelijk naar gissing 2 streken en later 4 streken op stuurboordsboeg en het andere scheller van toon terzelfder tijd als dit laatste signaal vooruit naar gissing een streek op stuurboordsbrug; dat het schip toen eene vaart liep van ongeveer 7 mijlen ZW. W. en de gezagvoerder op het hooren van het mistsignaal bijna recht vooruit het roer stuurboord liet leggen en order gaf 2 streken zuidelijker of ZZW. W. te sturen, ten einde aan dit schip meer ruimte te geven; dat de gezagvoerder persoonlijk door 2 korte stooten met de stoomfluit deze manoeuvre kenbaar maakte en toen het schip ZZW. W. voorlag, de machines met volle kracht achteruit liet werken, ten einde de vaart te verminderen, daar weder een dikke bank van mist werd te gemoet gegaan; dat toen de vaart tot 2 à 3 mijlen was verminderd, waartoe de machines gedurende 2 minuten hadden achteruitgewerkt, gestopt werd, liggende de Prins Frederik" alstoen ZW. t. Z. voor daar door het achteruitslaan het schip ongeveer een streek naar het Westen was teruggeloopen;

[ocr errors]
[ocr errors]

dat onmiddelijk daarna het witte toplicht van een stoomschip op 4 streken aan stuurboord in 't zicht kwam, op een afstand van anderhalve scheepslengte d. i. ± 500 voet en dat van de brug van de Prins Frederik" gezien, recht op de brug aanhield, dat tegelijkertijd een tweede signaal, schel van toon, van dat schip werd gehoord en de gezag voerder van de „Prins Frederik” onmiddelijk het commando gaf met volle kracht vooruit te slaan, ten einde de aanvaring zoo mogelijk nog te voorkomen; dat bedoeld commando spoedig werd uitgevoerd, doch dat, nadat de machines 10 à 12 slagen hadden gedaan, de aanvaring tusschen het naderend stoomschip, dat later bleek het Engelsche stoomschip Marpessa" te zijn en de Prins Frederik" plaats had; dat volgens de verklaring van den gezagvoerder en den getuige P. Kroeb:

[ocr errors]
[ocr errors]

bij het naderen van de Marpessa" haar boeg water was waargenomen en dat de „Prins Frederik" ter hoogte van den achterkant der machinekamer aan stuurboordszijde onder een hoek

van ongeveer 4 streken met zoo veel kracht is ingeloopen, dat een straal van vuur door de wrijving werd voortgebracht, het schip 5 à 6 graden overhelde en de „Marpessa" tot ongeveer 2/3 van den afstand tusschen de salonkappen en de verschansing in de Prins Frederik" drong, terwijl een groot gat van af de kimversterking naar boven in de machinekamer ontstond, alwaar ook de platen naar binnen werden gedrukt, zoodat het schip dadelijk zeer veel water inkreeg ;

[ocr errors]

dat, tijdens de aanvaring, de machines gestopt werden, het schip ZW. t. Z. voorlag en het roer midscheeps lag, terwijl de vaart 2 à 3 mijlen bedroeg;

dat het water met zoo veel kracht in het schip drong, dat aan behoud daarvan niet te denken was, en daartoe ook zal medegewerkt hebben het verbrijzelen van het waterdichte schot, dat zich achter de machinekamer ter plaatse der aanvaring bevond; dat dientengevolge door den gezag voerder order werd gegeven in de sloepen te gaan welke met den meesten spoed te water gelaten en bemand werden en nog juist bijtijds van boord waren gestoken, toen de Prins Frederik” zonk;

"

dat alle opvarenden, met uitzondering van een officier en zes soldaten, die bij het appel houden werden vermist, aan boord van de Marpessa" werden opgenomen welk schip aan boeg en steven zware averij had bekomen;

overwegende dat door den Raad moet worden beslist of de ramp het gevolg is van een daad of van nalatigheid van den gezag voerder;

dat de Raad deze vraag niet bevestigend kan beantwoorden; overwegende, toch dat, wel is waar, de gezagvoerder Visman beter had gedaan door in stede van naar bakboord uit te wijken, toen het eerste signaal van de „Marpessa" bijna recht vooruit werd gehoord, de vaart van zijn schip te verminderen door het doen achteruitwerken der machines, omdat tengevolge van de mist de koers van het naderend stoomschip niet was te bepalen en door het uitwijken de kans van aanvaring kon worden vergroot, doch dat het geenszins gebleken is dat door de gedane manoeuvre de zeeramp is veroorzaakt; dat toch de wijze waarop en de hoek waaronder de aanvaring volgens de verklaringen van gezagvoerder en getuigen, heeft plaats gehad, waardoor de „Prins Frederik” in die mate is beschadigd, dat dit schip binnen

"

weinige minuten zonk, en aan de „Marpessa" zulk eene belangrijke schade aan steven en boeg is veroorzaakt als door overgelegde photographiën aan den Raad werd aanschouwelijk gemaakt, in verband gebracht met de door de Prins Frederik" geloopen vaart en voorgelegen koers van Z. W. t. Z. tijdens de aanvaring, het vermoeden wettigen dat andere omstandigheden, onafhankelijk van van het uitwijken door de „Prins Frederik”, moeten hebben bijgedragen om de zeeramp te veroorzaken, welke omstandigheden, waaromtrent echter door den Raad geene zekerheid te verkrijgen is, in verband moeten staan met de vaart en den koers van de „Marpessa" op het oogenblik dat de aanvaring plaats had;

overwegende dat het derhalve niet bewezen is dat de zeeramp aan de „Prins Frederik" overkomen het gevolg is van een daad of van nalatigheid van den gezag voerder K. Visman en dat evenmin is gebleken dat door hem eenig verzuim is gepleegd, bij de redding van equipage of passagiers, zoodat hem ten dien aanzien geen blaam kan treffen;

gezien Art. 25c. der Wet van 7 Mei 1856, Staatsblad No. 32, zooals het is vastgesteld bij de Wet van 13 November 1879, Staatsblad No. 190;

Verklaart dat den gezag voerder Klaas Visman, van het Nederlandsch Stoomschip „Prins Frederik" de blaam niet kan treffen van door eene daad of door nalatigheid zijnerzijds de op 25 Juni 1890 plaats gehad hebbende aanvaring tusschen dit schip en het Engelsche Stoomschip Marpessa" en het dien tengevolge verongelukken van eerstgenoemd stoomschip te hebben veroorzaakt;

Spreekt hem mitsdien ter dier zake vrij.

Aldus gewezen door de Heeren Jhr. Mr. C. H. Backer, Voorzitter. J. van Burg, C. W. R. Scholten Jr., J. Vos van Marken, G. Kruijs, P. A. de Boer en P. A. C. Hugenholtz, Leden, en in het openbaar uitgesproken den derden October 1800negentig in tegenwoordigheid van den Secretaris Mr. Th. Heemskerk. (get.) C. H. BAKKER.

J. VOS VAN MARKEN. P. A. C. HUGENHOLTZ.
KRUIJS.
TH. HEEMSKERK,

J. VAN BURG.
C. W. R.SCHOLTEN JR. P. A. DE BOER.

Voor afschrift:

Secretaris.

TH. HEEMSKERK, Secretaris.

« ÀÌÀü°è¼Ó »