Buitenmiddags breedte. 2e h = 32° 3/20" 1e h = 12o 24/39" Gezeild tusschen de w. n. g. Z.O. t. O. 120. 14/ 1. sin 9.233293 1. cos =9.993546 1. cos 9.966058 1. sin = 9.580243 verand. in Ou 5 = 1" 6 23° 24 52" 1. sin Br. = 9.718678 aanw. tijdm. m. t. de w. n. g. = 11" 36m 7.$9 Geg. bek. Z.Br. = 31° 55'.— W.L. = 30° 13'.8 Buiten midd. Br. te 12" = 31° 35'.4 31o 35.4 buiten middags br. te 12 u. Tijdm. 1. ten 8" 12/30° 19.2 W. = 19'.7 0. verand. Ben. tijdm. 1. v/d. middag = 29° 59.5 W. Verbeterde tijdm. 1. ten 12" = 30° 15'.3 W. BEREKENING VOLGENS DE HIERBOVEN AANGEGEVEN METHODE. Tijdmeterlengte berekening als boven. Lengte en breedte buiten den Middag. h=32o 3/20" = Geg. Br. Z. 31° 46 Tijdm. 1. W. 30° 19.2 Aanw. tijdm 1e h = 10u 19m 10.6 2e 2o h = Ou 53m 58.3 h: -- 4/58" 1/27" 0m 468.1 h=32° 12/41" Ben. ware midd. Br. Z. · Verand. t/d. middag Z. = 21.4 verb. v. Ou 8 = = m. t. Gr. 2e h Tijdvereff. 2o h = = Ware tijd Gr. 2h 0u 46m 528.9 10 2o wng. = 11° 43/13" 1".1 1e Az. uit Labrosse Z. 128° 10. b + y = 33o135' 53" 1 sin = 9.743011 Uit de streektafel. 1 sin h = 9.724068 K = 32°.9 en 137.4 Afw. geeft en 15/.2 Afw. 17.8 ver. L. Bij de eerste methode is de benoodigde tijdmeterlengte van 's morgens, door toepassing van den behouden koers en verheid op den voormiddag, herleid tot lengte op den middag; de geheele waarschijnlijke fout in dat behoud is dus op die lengte overgegaan. Bij de laatste methode is de benoodigde ware lengte van de 2e w.n.pl. gevonden, de fout in de herleiding tot den middag zal daar dus veel geringer bij zijn. H. J. J. KRESS, Opperstuurman K. N. M. Een direkte Stoomvaartverbinding met Reeds dikwijls is gewezen op de eenzijdigheid, die onzen handel met overzeesche landen min of meer kenmerkt, hoe natuurlijk het ook aan den anderen kant schijnt, dat onze Koloniën in de eerste plaats de aandacht in onverminderde mate vergen. Vrijwat sterker dan het bedoelde, zeker betreurenswaardige verschijnsel spreekt evenwel de geringe omvang van onze scheepvaartbeweging onder eigen vlag met de „landen van overzee". Buiten de geregelde verbinding, door de NederlandschAmerikaansche Stoom vaart-Maatschappij met Noord- en ZuidAmerika onderhouden, bestaat ten onzent geen enkele eigen stoomvaartlijn naar havens buiten Europa, niet tot ons eigen Rijk behoorende. 1) 1) De Koninklijke West-Indische Mail-Dienst te Amsterdam doet wel ook eenige vreemde havens aan, maar haar hoofddoel zijn onze eigen West-Indische Koloniën. Niet volstaande, met op dit feit te wijzen en in het algemeen de wenschelijkheid van direkte overzeesche verbindingen uit te spreken, heeft de heer O. Kamerlingh Onnes zich tot taak gesteld, een bepaald gebied aan te wijzen, waarop de vaderlandsche reederij met vrucht zou kunnen werkzaam zijn. Zijn onlangs verschenen geschrift De Handelsstatistiek in de Praktijk" zou dan ook alleen reeds door die strekking een verdienstelijk werk zijn. En, waar hij met alle hem ten dienste staande gegevens de wenschelijkheid heeft trachten aan te toonen eener direkte stoom vaartverbinding met Britsch Indië met welk land onze handel zoovele niet onbeteekenende betrekkingen onderhoudt, en waar als op zoo veel andere plaatsen van den aardbol onze voorouders hun sporen achterlieten kan hij reeds bij voorbaat op de warme waardeering en instemming van goede vaderlanders rekenen. Met veel zorg en ijver heeft hij de voor zijn doel noodige Statistieken benut en rijk zijn de gegevens, die hij als gevolg van dat onderzoek mededeelt. Het wil ons zelfs schijnen, alsof de door hem gekozen titel hem tot grooter uitvoerigheid op het gebied der statistische cijfers heeft verleid, dan zijn onderwerp bepaald vorderde. In zijn Eerste Gedeelte weidt hij uit over de regeerings-subsidiën, aan de scheepvaart verleend, over den staat onzer koopvaardij vloot, die voortdurend achteruitgaat, en over de scheepvaart en het vrachtverkeer in het algemeen, welke punten wel zeer belangrijk zijn, maar ons slechts in middelijk verband met zijn betoog schijnen te staan. Eerst met het Tweede Gedeelte begint hij zich in ernst aan zijn onderwerp te wijden. Daartoe gaat hij achtereenvolgens de geheele handelsbeweging en de verschillende uitvoerartikelen van Britsch-Indië na en deelt hij tal van belangwekkende cijfers en feiten mee, waaruit hij dan het te verwachten verkeer voor de beoogde stoom vaartlijn begroot. Den invoer uit Britsch-Indië vergelijkende met den uitvoer van dat land naar het onze, treft reeds dadelijk het groote verschil, dat tusschen die beide statistieken bestaat. |