페이지 이미지
PDF
ePub

Aan het einde zijner beschouwingen geeft Meldrum in 't kort deze regels:

fig. 1.

1. Bij toenemenden ZO.wind en dalenden barometer ga bijleggen totdat het glas 15 mM. gevallen is.

2. Wanneer de barometer 15 mM. gevallen is en het weêr wordt noch slechter loop om de NW.

3. Bij toenemenden NO. en O. wind en dalenden barometer ga bijleggen totdat deze begint te rijzen. Indien de cycloon zich Z of Z.O.-waarts beweegt, tracht zoo veel mogelijk Oost te halen.

Hoofdzakelijk om de juistheid van bovenstaande regels na te gaan begaf de heer Abercromby zich in 1885 naar Mauritius en ging daar met den heer Meldrum alles wat er over het onderwerp te vinden was, nauwkeurig na, met het gevolg, dat hij meer en meer overtuigd werd van de waarheid en de waarde van diens onderzoekingen. Vóór dat wij zijn bevindingen nader bespreken, willen wij zijn beschouwingen over den vorm en de beweging eener cycloon kort weergeven.

Voorstelling van de luchtbeweging in een Mauritius-orkaan, naar Meldrum.

Onder de gedaante van een cycloon wordt verstaan de vorm der isobaren, die de positie der cycloon bepalen; alzoo niet hetzelfde wat Meldrum aanduidt door het beloop der kromme lijnen die de beweging van de lucht zelf aangeven. Vóór de invoering van synoptische kaarten en van het gebruik van isobaren, kon van de werkelijke gedaante van een cycloon geen sprake zijn. Teneinde verkeerde gevolgtrekkingen te vermijden, wordt de uitgerekte gedaante nooit als elliptisch, maar als ovaalvormig aangeduid, waarbij men dus niet behoeft te denken aan brandpunten, excentriciteit en as. De verhouding van de

diameters der kenmerkende isobaren geven de gedaante van het Ovaal aan.

Als werkelijke as denke men zich een lijn, meer of minder vertikaal, waarom heen de geheele massa lucht beweegt.

Het centrum van een cycloon is het midden van de binnenste isobaar die getrokken kan worden. Rond dit punt, niet in het midden van het ovaal hetwelk de cycloon voorstelt gelegen, beweegt zich de spiraalsgewijs rondloopende wervelwind.

Als diameter van de cycloon wordt aangenomen die van de buitenste gesloten isobaar, terwijl als diameter van de kern, of het hevigste gedeelte van de cycloon, zal worden aangenomen die van het gebied van den werkelijk orkaanachtigen regen, wel te onderscheiden van een gewone bui in den passaat. De diameter van de kern zal zelden grooter zijn dan 400 Eng. mijlen, terwijl die van de cycloon minstens 1000 Eng. mijlen groot zal zijn. Al de vroegtijdig waarschuwende kenteekenen van een orkaan, zooals de karakteristieke cirruswolken, de windveeren, de kwaad voorspellende metaalachtige kleuren bij zonsopkomst en zonsondergang, en zekere bepaalde betrekking van den wind tot den vortex, behooren tot de buitenste omgeving van den orkaan en kunnen dus opgemerkt worden wanneer men nog in staat is om te manoeuvreeren, om den vortex te mijden; wanneer eenmaal het schip zich in de eigenlijke kern bevindt, is het daartoe te laat.

De verandering in de richting van den wind voor een zeker punt, ten gevolge van het passeeren eener cycloon, dient wel onderscheiden te worden van de rondgaande beweging van de lucht om den centralen vortex, deze laatste beweging is steeds ор het Zuider halfrond in de richting waarin de wijzers van een uurwerk loopen. Het is daarom af te keuren, om, zooals dikwijls gebeurt, eerstgenoemde verandering in richting ook door pijltjes aan te duiden; dit kan tot verwarring aanleiding geven.

Het opmaken van gemiddelde waarden van de windrichting heeft voor de afleiding van praktische regels geen nut. Een gemiddelde cycloon, met gemiddelden wind er om heen waaiende zou niets van een cycloon in de werkelijkheid hebben. Eveneens heeft berekenen der gemiddelde banen betrekkelijk weinig waarde voor het manoeuvreeren met een schip in een bepaald geval.

Een cycloon kan ombuigen van af 50o-100° O.L. De ge

middelde breedte van ombuiging is van meer belang en ligt tusschen nauwere grenzen, stel tusschen 15°-25o Z.Br., maar toch is dit nog een belangrijke speling en het kan gebeuren dat de cycloon in het geheel niet ombuigt. 1)

Teneinde nu de regels van Meldrum aan een bepaald geval te toetsen, geeft de schrijver van een cycloon in den Z.Indischen Oceaan (dien van Februari 1861) een voorstelling in drie synoptische kaarten, welke ontleend zijn aan de „synoptic charts of the Indian Ocean, published by the Meteorological Society of Mauritius."

Het eerste kaartje, aangevende den toestand op 11 Februari, voegen wij hierbij, teneinde den loop van het onderzoek beter te kunnen nagaan, benevens de opmerkingen waartoe het aan

[merged small][merged small][merged small][ocr errors][merged small][ocr errors][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small]

1) Men dient hierbij wel in het oog te houden dat alleen gesproken wordt van orkanen in den Zuid-Indischen Oceaan. In andere orkaanstreken, zooals bijv. in West-Indië, waar de gemiddelde beweging der Orkanen beter bekend is, door de vele stations aan den wal, die onder hun invloed komen, zal bij het geven van stormseinen en weêrvoorspellingen wel eenigszins daarmede rekening kunnen gehouden worden.

20° %

leiding geeft. De nummers behooren bij het schip, dat wind ondervond in de richting van de pijl, die er bij staat aangegeven. De windveeren van de pijlen duiden de kracht van den wind aan in halve Beaufortschaal (fig. 2).

Verhouding van de ZO.- of OZO.-winden tot de plaats van het centrum. (11 Februari 1861).

No. van het schip.

Bedrag van den hoek, waaronder het centrum gepeild
wordt boven de 90° (gerekend, met den rug
naar den wind toegekeerd, naar rechts).

Afstand van

het centrum (Eng. mijlen).

[blocks in formation]

Uit het kaartje valt reeds dadelijk af te leiden dat de Z.O.-lijke passaat-winden nagenoeg over 180° rond den centralen vortex gevonden worden. Uit het hierbij gevoegde staatje blijkt het groot verschil in peiling van het centrum ten opzichte der ondervonden windrichting, benevens het groot verschil in afstand van het centrum.

De manoeuvres der verschillende schepen worden alsnu

nagegaan.

No. 87 loopt weg en komt in het gebied van kalmte bij het centrum; ware zij gaan bijleggen, zoo zou zij ontsnapt zijn, want de cycloon ging tusschen Mauritius en Réunion door. 93 loopt weg, komt ten noorden van den orkaan, maar kan er niet uitblijven; den 13den is zij genoodzaakt den grooten mast te kappen.

Indien zij was blijven bijleggen zou zij beter gevaren hebben. 58, klaarblijkelijk naar Mauritius bestemd, stuurt haar N.N.O. koers door en geraakt in de cycloon. 59, oogenschijnlijk buiten gevaar, stuurt op Mauritius aan, vindt den volgenden dag den wind N.O. en loopt in het binnenste van den orkaan. 14 legt

voor een paar dagen met succes bij, daarna echter stuurt zij naar Mauritius en geraakt, bij het Zuidwaarts ombuigen van de cycloon, in den rand daarvan. 10 loopt gedurende dezen dag nagenoeg recht naar het centrum, gaat echter nog bijleggen vóór dat de cycloon haar te pakken krijgt. 101 verschijnt niet weder op de kaart vóór den 18den, als wanneer zij, op de een of andere wijze, ten Noorden van het centrum is geraakt. Hieruit blijkt voldoende het gevaar van weg te loopen bij toenemenden Z.O. wind en dalenden barometer. Alleen op 87 zou de regel, om weg te loopen om de N.W., van toepassing zijn geweest.

Haar barometerstand was niet ver van 744 m.M., hetgeen een daling beneden den normalen stand van 15 m.M. aanduidt. Zij zou beter gedaan hebben indien zij ware blijven bijleggen, de regel gaat hier dus niet op. Haar positie is echter een weinig onzeker geworden. 93, 58 en 14 bewijzen de waarde van den regel, dat men moet gaan bijleggen bij toenemenden Z.O.-passaat en dalenden barometer, en niet mag aannemen dat het centrum nagenoeg NO. gepeild wordt.

Op dezelfde wijze worden nu de kaartjes beschouwd, die den toestand aangeven van de beide volgende dagen. Wij zullen den schrijver hierin niet verder volgen, doch willen alleen nog opmerken, dat op den 13den 59, 10 en 160 NO. winden ondervinden en, bij het ombuigen van den orkaan, in het binnenste gedeelte daarvan geraken; alleen 10 gaat nog bijtijds bijliggen om vrij te blijven van den vortex.

Resumeerende komt de schrijver tot deze gevolgtrekkingen: 1o Regel. Bijleggen bij hard aannemenden ZO.-wind totdat de barometer 15 mM. gevallen is; 7 gevallen waarbij voor alle de regel goed blijkt te zijn.

2o Regel. Om de NW. loopen wanneer de barometer 15 mM. gedaald is; 3 gevallen, bij twee blijkt de regel niet goed te zijn, voor een wèl.

3e Regel. Bijleggen bij hard aannemenden NO. of O. wind; 7 gevallen waarbij de regel voor alle goed is.

De tweede regel zal dus den indruk maken van niet goed te zijn. De oorzaak hiervan ligt echter grootendeels in de buitengewone wijze waarop de cycloon zich in dit geval bewoog, waardoor het centrum op den 15den weder nagenoeg was terug

« 이전계속 »