ÆäÀÌÁö À̹ÌÁö
PDF
ePub

met de bemanning om 9 uur des avonds het schip en bleef met de Meteor in de nabijheid.

Gedurenden den Maandag 23 Augustus werd door den stijven Z.W. wind slechts met moeite een deel der gekapte tuigagie geborgen.

De volgende dagen was het mooi weer, en had het bergen zijn voortgang. Op Woensdag 25 Augustus beproefde de Meteor te vergeefs langs zijde te komen om het schip lens te houden. Des avonds kwam een minder diepgaande boot de Freya. Op Donderdag 26 Augustus was men tegen den avond er in geslaagd met vereende krachten het schip bijna ledig te pompen, terwijl de duikers van de Meteor en de Freya voortdurend gewerkt hadden om het schip te dichten. Nadat men den geheelen nacht van Donderdag op Vrijdag 27 Augustus had doorgewerkt en gepompt, werd 's morgens om zes uur het schip vlot en door den Meteor naar Helsingfors gesleept. De Freya bleef langs zijde en moest aanhoudend pompen. Men kwam om twee uur voor Helsingfors waar de San Francisco aan den grond werd gezet op eene door den havenmeester aangewezen plaats. Op Zaterdag 28 Augustus 1897 werd het scheeps volk afgemonsterd en op 9 September 1897 was de gezagvoerder in zijne woonplaats Delfzijl terug gekeerd.

Uit deze feiten vloeit in de eerste plaats voort, dat de klacht van den assuradeur J. ter Meulen Jr. niet ontvankelijk is.

Volgens het 2e. lid van art. 25c der wet van 7 Mei 1856 (Staatsblad No. 32) zooals het is vastgesteld bij de wet van 13 November 1879 (Staatsblad No. 190) moet de aanklacht bij den Raad van Tucht inkomen binnen drie weken hetzij na de aankomst van het schip ter plaatse van bestemming hier te lande, hetzij na de aankomst hier te lande van den aangeklaagde indien deze zonder het schip terugkeert. De aangeklaagde was op 9 September 1897 hier te lande teruggekeerd, en de klacht, die gedateerd is 23 October 1897 is op dien datum bij den Raad van Tucht ingekomen, zoodat de termijn van drie weken zelfs verre overschreden is.

Volgens het 4e. lid van voornoemd art. 25c kan echter de last tot onderzoek door den Minister van Waterstaat, Handel en Nijverheid nog gedurende drie maanden na het verstrijken van den termijn van drie weken worden gegeven, zoodat de

zaak op den last van den Minister van Waterstaat, Handel en Nijverheid, die gegeven is in dato 29 October 1897, vatbaar is voor onderzoek.

Er moet derhalve worden beslist of de stranding van het Nederlandsche barkschip San Francisco" in den nacht van 21/22 Augustus 1897 op Kalkgrund in de golf van Finland aan eene daad of nalatigheid van den aangeklaagde is te wijten.

De Raad van Tucht acht den aangeklaagde niet geheel vrij van nalatigheid. De aangeklaagde is om 81⁄2 uur naar beneden gegaan, en heeft de wacht tot 12 uur aan den eersten stuurman overgelaten. Weliswaar was het goed weder, en heeft de aangeklaagde betuigd, dat hij in den eersten stuurman een bevaren man van 48 jaar, volkomen vertrouwen stelde, maar de gezagvoerder zou toch naar 's Raads oordeel meer overeenkomstig zijn plicht hebben gehandeld, wanneer hij gedurende deze wacht varende langs de kust, waarbij de uiterste zorgvuldigheid vereischt wordt, zelf aan dek was gebleven. Evenzeer zou de gezagvoerder voorzichtiger gehandeld hebben, wanneer hij ten minste om elf uur 's avonds, toen de eerste stuurman bij hem naar beneden kwam en hem met de kaart in de hand rapporteerde, dat hij het vuur van Ekholm gepeild had W. op 11⁄2 mijl afstand, naar boven was gegaan eer hij zijne toestemming gaf den koers N.W. te stellen; een kruispeiling was hier niet mogelijk en de afstand van 112 mijl kon dus niet anders dan naar gissing berekend worden. Het is aan te nemen, dat hier eene misgissing heeft plaats gehad en dat het schip, wellicht tengevolge van den stroom om de Oost, verder van Ekholm verwijderd was dan volgens het gegiste bestek.

Het is intusschen niet gebleken, dat de stranding door de nalatigheid van den gezag voerder is veroorzaakt, daar op het gegiste bestek de koers wel op N.W. kon gesteld worden, en hij zelf aan dek zijnde zeer licht mogelijk dezelfde misgissing had kunnen maken, terwijl het niet kan aangenomen worden, dat hij moest rekening houden met den stroom, die niet altijd daar ter plaatse wordt aangetroffen.

De Raad is derhalve van oordeel dat er geene termen zijn om den aangeklaagde te schorsen in zijne bevoegdheid om als schipper op een Nederlandsch koopvaardijschip te varen.

Het is op deze gronden, dat de Raad van Tucht

Gezien art. 25a en 25c der wet van 7 Mei 1856 (Staatsblad No. 32) zooals zij zijn vastgesteld bij de wet van 13 November 1879 No. 190.

Rechtdoende,

1e. Op de aanklacht van den assuradeur J. ter Meulen Jr. te Amsterdam d.d. 23 October 1897, deze verklaart niet-ontvankelijk als zijnde ingekomen na den wettelijken termijn;

2e. Ingevolge den last van den Minister van Waterstaat, Handel en Nijverheid d.d. 29 October 1897;

Verklaart dat niet gebleken is dat de stranding van het Nederlandsche barkschip „San Francisco" waarvan de aangeklaagde H. Leeuw gezag voerder was, in den nacht van 21/22 Augustus 1897 op Kalkgrund in de golf van Finland aan eene daad of nalatigheid van den aangeklaagde is te wijten, en dat . er mitsdien geene termen zijn om den aangeklaagde H. Leeuw te schorsen in zijne bevoegdheid om als schipper op een Nederlandsch koopvaardijschip te varen.

Aldus gewezen door de Heeren Mr. J. G. Vogel, Voorzitter, J. van Burg, C. W. R. Scholten Jr., P. A. de Boer, P. A. C. Hugenholtz en W. Allirol, leden, C. Huijser van Reenen, plaatsvervangend lid, en in het openbaar uitgesproken den twee en twintigsten November 1800 zeven en negentig, in tegenwoordigheid van den Secretaris Mr. Th. Heemskerk.

[merged small][merged small][merged small][ocr errors][ocr errors][merged small][ocr errors][ocr errors][merged small][ocr errors][merged small][merged small][merged small]

Meteorologische journalen.

van

Met ingang van den 1 Januari 1898 wordt door het Koninklijk Nederlandsch Meteorologisch Instituut een nieuw model meteorologisch journaal voor de schepen ingevoerd. De voornaamste verschillen met het oude journaal zijn de volgende.

De voorschriften (vroeger toelichtingen) omtrent het bijhouden van het journaal zijn belangrijk uitgebreid; eigenlijk vormen zij eene omwerking van het boekje met Verklaringen", dat vroeger afzonderlijk werd verstrekt; al het overbodige is hieruit weggelaten, het overige meer in overeenstemming gebracht met de eischen des tijds en zoo staat het nu voor in elk journaal gedrukt. Eene afzonderlijke bladzijde met tabellen voor correctie van den barometerstand, herleiding van thermometer- en barometerschalen is vóórin tegen de binnenzijde van den omslag dichtgevouwen. Waarnemingen van barometers in houten omhulsel worden als van geen waarde beschouwd omdat hierop geen temperatuur-correcties zijn toe te passen.

Al wat op de kompassen betrekking heeft is uit het journaal weggelaten, terwijl de ruimte voor mededeelingen" op de blanco bladzijden voorin belangrijk is uitgebreid.

[ocr errors]

Het formaat van het nieuwe journaal is belangrijk grooter, terwijl thans slechts 4 etmalen op elke bladzijde staan tegen vroeger 5. Hierdoor is de ruimte, voor elk etmaal beschikbaar, nagenoeg verdubbeld, zoodat meer volledige waarnemingen kunnen worden geboekt zonder dat men genoodzaakt is te dicht in elkander te schrijven.

De waarneming van vochtwegers, die toch aan boord niet met de vereischte nauwkeurigheid kan geschieden, is vervallen. Voor de waarnemingen van den psychrometer, de soort en de richting van wolken zijn wel kolommen behouden, als blijk, dat het Instituut op deze gegevens prijs stelt, maar in de voorschriften wordt medegedeeld, dat, met het oog op de moeie

lijkheid van deze waarnemingen aan boord, voor het invullen van deze kolommen geen punten worden toegekend. Hierdoor blijft dus ook voor hen, die deze bezwaren overwegend vinden, de mogelijkheid bestaan om naar de madailles te dingen. Wij verwachten, dat de waarnemers, wien het niet uitsluitend om de medailles te doen is, maar vooral om het bevorderen van de wetenschap, zullen voortgaan deze waarnemingen te doen, maar wij wenschen er tevens op te wijzen, dat het beter is de kolommen niet in te vullen dan verkeerd.

Over het geheel achten we de invoering van deze journalen een bepaalde verbetering. Het Instituut geeft er een blijk mede, dat van de waarnemers geen overbodige moeite wordt verlangd, maar tevens zien we er eene aansporing in om de noodzakelijke waarnemingen zoo volledig en nauwkeurig mogelijk te verrichten.

Boekbeoordeelingen.

Wind, weather, currents, tides and tidal streams in the East Indian Archipelago, published by order of the Government of Netherland's India by J. P. VAN DER STOK, PH. D., director of the meteorological and magnetical observatory. Batavia, Government printing office 1897.

Reeds sedert vele jaren werden in onze Oost-Indische bezittingen meteorologische waarnemingen gedaan aan boord van de talrijke oorlogsschepen en op een aantal landstations. Van dit uitgebreide materiaal werd tot dusverre slechts weinig gepubliceerd. Onlangs is echter een werk verschenen, dat hierin een geheele verandering brengt. Dit werk, waarvan we den titel hierboven gaven, bevat slecht eenige meteorologische elementen, die voor de praktijk van het meeste belang zijn, windrichting en kracht, weerstoestand en regenval, terwijl de andere elementen, luchtdrukking temperatuur, vochtigheid, enz. niet ter sprake

« ÀÌÀü°è¼Ó »