ÆäÀÌÁö À̹ÌÁö
PDF
ePub

onderzoek voor dat dit juist is

echter is dit nog niet vol

ledig genoeg om er met zekerheid over te oordeelen. Ik mag intusschen niet nalaten er op te wijzen en aan te raden dat men, na een of meer dagen Oostelijk of Westelijk gestoomd te hebben, bij koersverandering eerst eens eenigen tijd volle kracht doorstoome of rond stoome, alvorens over te gaan tot het nemen eener afwijkingsbepaling. Door de trilling, ten gevolge van de beweging der schroef, verdwijnt dan het eenigszins vastgelegde beweeglijke magnetisme dat de afwijkingsfout veroorzaakte.

Utrecht, 3 Februari 1879.

Route genomen door Zr. Ms. Stoomschip „Deli,” van Hoedjong Felix via Soesoeh, Makih, Tampat-Toewan en Troemon naar Singkel.

Bij het doen dezer reis werd gebruik gemaakt van de Engelsche kaart No. 2760 en van de Zeemansgids getiteld Indian Ocean door A. G. Findlay, welk werk bleek een goede leiddraad in deze vaarwaters te wezen.

Talrijk moeten de gevaren zijn, die op dit gedeelte van Sumatra's westkust worden aangetroffen, en hoewel nu wellicht op sommige ondiepten voldoende water staat om er zonder bezwaar over henen te kunnen varen, zoo zal zulks bij gemis aan eene zeer goede kaart toch nimmer worden beproefd, dan na eerst te hebben onderzocht of de mogelijkheid er toe bestaat; terwijl men, wanneer de tijd ontbreekt, om zulke alleszins gewenschte onderzoekingen te verrichten, zeker het verstandigst handelt, alle opgegevene reven op zoodanigen afstand te passeeren, dat de veiligheid van zijn onderhebbend schip niet in de waagschaal wordt gebracht.

Wordt het bevaren der kust benoorden Hoedjong Felix eenigszins gemakkelijk gemaakt, doordat de klippen zichtbaar zijn en de plaats der reven zich veelal door branding of verkleuring van water doet kennen, bezuiden genoemde kaap kan men niet zeggen, dat het vaarwater op eene dergelijke natuurlijke wijze is afgebakend, dewijl de nabijheid van ondiepten niet immer op voldoenden afstand bemerkt kan worden; welke omstandigheid, als van zelve, de meest mogelijke omzichtigheid gebiedend vordert. Na Hoedjong Felix gepasseerd te hebben, moet men den wal op ongeveer 6 Engelsche mijlen afstands met het witte strand even van dek zichtbaar houden, en loopt dan eindelijk een groep boomen op den kop, die op een smalle landtong, Poelau Kajoe genaamd, staan. Een andere groep boomen, eerst naderbij komende te onderscheiden, wordt op Hoedjong Saranga, de oostelijke punt van de baai van Soesoeh, aangetroffen, terwijl de huizen westelijk van Poelau Kajoe gelegen de kampong Koewala Batoe vormen.

Hoedjong Saranga NO. 1/2 O. hebbende, kan men recht op dien hoek aansturen tot Poelau Kajoe N. t. O. gepeild wordt, als wanneer men vrij van het rif is, en vervolgens noordelijker opgaan tot Hoedjong Saranga in het NO. t. O. 1/2 O. komt. De Deti lag in 15 vm. ten anker, met Poelau Kajoe N. 35° W. en Hoedjong Saranga N. 80° O.

Volgens ingewonnen berichten bestaat de mogelijkheid om achter in de baai geheel binnen Poelau Kajoe te ankeren.

Om van Soesoeh naar Makih te komen werd door mij buiten de reven omgegaan en met eene 6 mijls vaart hierover 61/2 uur gestoomd, welke weg verkozen is geworden, omdat het aantal gevaren tusschen Soesoeh en Noord Têloek Baoe vrij belangrijk wezen moet en hunne ligging door Findlay niet wordt vermeld. Soesoeh verliet ik met een ZW.lijken koers en stuurde gaandeweg wat Zuidelijker aan, terwijl voortdurend de berg van Noord Têloek Baoe, Hoedjong Aroeng en Hoedjong Felix in peiling gehouden werd, ten einde vrij te loopen van het rif, Z. 2o O. van Hoedjong Aroeng en Z. 60° W. van Noord Teloek Baoe gelegen, brengende ik Hoedjong Aroeng niet bewesten het Noorden, voordat ik zeker was volkomen vrij van dit gevaar en van het 2 Engelsche mijlen Zuidelijker gelegene rif te zijn.

De berg van Noord Têloek Baoe is kenbaar door den vorm, zijnde het een ronde hompel, die boven op eenen anderen berg staat. Hij is landwaarts gelegen en vrij hoog. Gezegden vorm vertoont de berg bijna in alle peilingen, waarom het een vrij goed merk is. Ditzelfde kan ook van Hoedjong Aroeng gezegd worden, omdat het bijna niet mogelijk is zich met dezen te vergissen. Het is de eerste hoek westwaarts van Koewala-Batoe gelegen, over eene uitgebreide lengte met Aroengboomen begroeid, waarnaast men een open vak ziet. De bovenkant der boomen vertoont aan het oog eene aan de kim evenwijdig loopende lijn.

Tot nagenoeg op de breedte van Makih bleef ik buiten de reven, stuurde toen Oostelijker in de richting van Zuid Têloek Baoe, tot ik mij aan den berg van Makih had verkend, daarbij zorgende Poelau Soeroeding, een klein onder den wal gelegen rotsig bergje, niet benoorden het Oosten te brengen; vervolgens werd koers gezet naar Makih-baai en recht op de Karang Gernie aangestuurd. Dit rif, door verkleuring van water zichtbaar, werd aan stuurboord gelaten, met den koers NO. t. O. de reede opgeloopen en in 15 vm. geankerd, hebbende de Zuidhoek van de baai Z. 1/2 O. en een kenbaren boom O. 1/2 N.

De berg van Makih onderscheidt zich door zijne hoogte en gedaante, vormende hij aan den Noordkant als het ware eene trap met ééne trede. Hij is de zuidelijke grens van eene vrij groote vallei.

De kruin van den berg van Zuid Têloek Baoe helt eenigszins naar het ZW., doch is overigens niet in gedaante van andere in de nabijheid staande bergen te onderscheiden. Hij staat wat op zich zelf, en in zijnen omtrek ziet men wat lager en noordelijker eene donkergroene vlek, die afsteekt op de zwartgroene kleur der overige hoogten.

De reis van Makih (welke plaats bevonden werd op 3° 25' Noorderbreedte te leggen) naar Tampat Toewan geschiedde geheel en al binnen de reven door en besteedde ik tot dien overtocht met 6 mijls vaart een drietal uren. Het rif tusschen Poelau Soeroeding en Têloek Baoe gelegen werd aan bakboord gelaten, door genoemd eiland niet bewesten het Noorden te brengen voordat Batoe-Berlajar in het Zuid-Oosten was. Ajer

Dingin is in de baai van Zuid Teloek Baoe, bestaat uit eenige steenen aan den voet van een heuveltje, terwijl Batoe Berlajar eene rots is van eene lichte kleur, die in de verte veel van eene prauw onder zeil heeft, waarvan dan ook de naam is afgeleid.

Indien men den wal op 2 Engelsche mijlen afstand houdt, loopt men vrij van alle gevaren. In de nabijheid van Tampat Toewan moet men voorzichtig zijn voor Batoe Toengkat, eene op zich zelf staande klip, die maar 1/2 meter boven het water uitsteekt en zelden door branding te verkennen is. In de verte gelijkt zij veel op eene in het water drijvende kolenmand.

Ik passeerde haar aan den buitenkant op 100 meter afstand; op de terugreis echter ging ik binnen door en hield toen den wal op 23, de klip op 1 van de daartusschen zijnde ruimte.

Ten einde te onderzoeken of de inlanders, die mij mededeelden, dat het eene in het water staande zuil was, waarnaast 15-30 vademen diepte, waarheid spraken, bezocht ik met eene sloep deze klip en bleek toen de juistheid van hunne bewering ten volle. Zij ligt W. 1/4 N. 3/4 Engelsche mijlen van Hoedjong Korat.

Een ander gevaar waarvoor men zich wel moet in acht nemen is Batoe-Topi, omstreeks een paar honderd meter van den daareven genoemden hoek gelegen. 't Is een steen die zich van tijd tot tijd vertoont en waarop immer branding wordt gezien.

Door den hoek Toewan Korat te ronden en dien te brengen in het W. 1/2 Z. of W. t. Z., komt men op de reede en kan in deze peiling en de Kampong NW. 3/4 W.--NNW. 1/2 W. op eene diepte van 20 vm. ankeren.

Een rif, 11/2 Eng. mijl Z. 80° W. van genoemden hoek gelegen, waarop 3 vm. en misschien minder water staat, maakt dat men zorg moet dragen binnen dien afstand van den hoek te blijven.

Hoedjong Raban niet bewesten het Noorden brengende, is men vrij van het rif bij Batoe-Merah. Eene ondiepte in de baai tusschen laatstgenoemden hoek en Toewan Korat ligt ZW. t. W. 3/8 Eng. mijl van dezen.

Bij eene latere gelegenheid lag de Deli in 9 vm. ten anker en werden de hoeken der baai in de navolgende richtingen gepeild:

De Zee 1879.

II

Toewan Korat ZW. 3/4 W.; Hoedjong Raban NO. 11⁄2 O.; Batoe Merah Oost.

Van Tampat-Toewan naar Troemon werd, evenals van Makih naar eerstgenoemde plaats, aan de Oostzijde der reven langs gegaan, en wel omdat deze route kerter en mijns inziens veiliger is. Eenvoudig werd op een afstand van nagenoeg 3 Engelsche mijlen onder den wal doorgestoomd, loodende immer van 18—10 vm. en tusschen den wal en Poelau Munkie, in welke passage 61/2 vm. water staat, heengevaren. Dit eiland, hetwelk niets anders is dan eene zandplaat met één boom er op en een tweede eiland, dat nagenoeg met het water gelijk ligt (in eene richting Z. 50° O. op 1 mijl afstand), voorbij zijnde, werd ZO. gestuurd, tot de Poelau Doewa's in het O. t. N. kwamen, daarna op de opening tusschen die eilanden aangehouden en er doorgegaan.

De reven die beide eilanden omringen toonen zich door verkleuring van water en branding, en hoewel nu de breedte der passage op het nauwste gedeelte slechts een paar honderd meters bedraagt, is zij lang niet te verwerpen wegens hare veiligheid, staande er midden vaarwaters ongeveer 10 vm.

water.

Gumpo-Aras is eene boven het water uitstekende zandplaat zonder boomen en ligt 3/4 Eng. mijl Zuidelijker en Westelijker dan de Poelau Doewa's. Van om de Zuid komende, kan men veilig op de opening tusschen Poelau Munkie en den vasten wal koers bepalen, wanneer men zich bevindt in de lijn die dit eiland en Gumpo-Aras vereenigt. De bovenkant der boomen op Noord Poelau Doewa doet zich voor als eene rechte lijn, in tegenoverstelling van die op Zuid Poelau Doewa, welke eene zeer onregelmatige kromme lijn afteekent.

De passage die meergenoemde eilanden daarstellen door zijnde, moet men Hoedjong Kamarang (de naam van den hoek die het land vormt bij Poelau Munkie) tusschen de opening brengen, en kan men, door maar altijd te zorgen dat die hoek op deze wijze gezien wordt, gerust Zuidwaarts opgaan, aangezien dan vrij van alle reven geloopen wordt.

Troemoneiland (eene zandplaat met eenig struikgewas en 14 klappaboomen) Zuid peilende, kan ZZO. of ZO. t. Z. naar de reede worden gestuurd en aldaar geankerd met :

« ÀÌÀü°è¼Ó »