ÆäÀÌÁö À̹ÌÁö
PDF
ePub

de hooge boomen riviermonding N. 72° O.,

en Troemoneiland Z. 26° W.

Vermelding verdient nog, dat Troemoneiland zeer ver kan worden gezien en dat het dan veel op een zeilend schip gelijkt. Het varen van Troemon naar Singkel werd verricht door de op de kaart gestippelde lijn te volgen, latende dus alle reven, behalve dat bij Boeloe Sama, aan stuurboord.

Het is zaak om niet ver van den wal te komen, ongeveer in de lijn van 51/2-61/2 vm. water te blijven en te zorgen, wanneer Boeloeh-Sama gepasseerd is, niet meer dan 9 vm. te krijgen.

Hoedjong Patih alah werd naar gissing op 500 à 600 meters afstand gehouden en aldaar 10-11 en 12 vm. gelood, toen deze hoek in het Noorden was recht Zuid gegaan en getracht hem altijd Noord te peilen tot Oediong Bawang in het O. t. N. gezien werd. Deze omweg moet worden gemaakt, omdat de bank bij Singkel zeker wel 2 à 3 Engelsche mijlen verder uitsteekt, dan in de tijden toen de groote kaart van Sumatra's Westkust door van Maurik vervaardigd werd.

Door Hoedjong Bawang en den grooten boom in het binnenland in peiling te houden, bezit men het middel vrij van den Daphné te komen, terwijl wanneer de kolenloodsen in het N. 1/2 W. worden gezien, zeer gemakkelijk de reede van Singkel wordt bereikt.

April 1876.

BRAND.

Is het plaatsen van een Vuurschip vóór IJmuiden wenschelijk en mogelijk?

Aan de Redactie van „De Zee."

In de Januari-aflevering van ,,De Zee" lees ik de vraag, of,,de plaatsing van een vuurschip vóór IJmuiden wenschelijk en mogelijk is."

Sta mij toe, U daarover mijne meening mede te deelen, zooals zeker ook wel door andere belangstellenden zal gedaan zijn.

Als de groote vuren te IJmuiden ontstoken en de vuren van Egmond veranderd zullen zijn, zal de Hollandsche Kust, tusschen den Hoek van Holland en het Schulpegat, goed bevuurd zijn door de vuren van Scheveningen, IJmuiden en Egmond. IJmuiden ligt even benoorden de helft tusschen de bovengenoemde punten, en heeft de kust over deze uitgestrektheid geene andere afstekende banken als de Pettemer Polder.

Ter verkenning van IJmuiden zal men van de Noord komende in helder weêr, bij nacht, eerst de vuren van Egmond, van de West komende eerst het vuur van Scheveningen, en recht op IJmuiden toekomende eerst die vuren zien, vóórdat het vuur van het vuurschip te zien zou zijn.

Ter onderscheiding van IJmuiden zou het ook niet noodig wezen, dewijl het vuur van Scheveningen rood en wit draait, Egmond twee staande roode vuren op gelijke hoogte, en IJmuiden twee staande witte vuren op ongelijke hoogte krijgt. Behalve die beide witte vuren zijn te IJmuiden de roode en blauwe geleidelichten, en zullen, zocals ieder zeeman hoopt, de vuren op de uiteinden der hoofden spoedig ontstoken worden.

In helder weêr, bij nacht, zou het vuurschip dus, mijns inziens, omdat de vuren van IJmuiden duidelijk van die van Egmond en Schevenngen te onderscheiden zullen zijn, — geen

dienst doen. Bij dag heeft de kust kenmerken genoeg, als, aan den Noordkant: Kamperduin, de torens van Egmond en Wijkerduin, aan den Zuidkant Scheveningen: Katwijk en Zandvoort, benevens de torens van den Haag, enz, en is IJmuiden zelve te duidelijk te kennen, om een vuurschip ter verkenning daarvan noodig te hebben. Het blijft dus alleen de vraag of een vuurschip bij mist, slecht of dik weêr nuttig zou zijn.

De kust over de hierboven opgegeven uitgestrektheid kan gemakkelijk aangelood worden, bij den Pettemer Polder gerust tot in 9 vadem, tusschen Kamperduin en IJmuiden tot in 7 vadem en bezuiden IJmuiden tot in 6 vadem worden genaderd. Een stoomschip zal dit bij goed weêr altijd, en een zeilschip alleen met opperwalswind kunnen doen, en zal natuurlijk door ieder verstandig zeeman, bij dergelijke nadering, wind en weêr in acht genomen, langzaam gestoomd of gezeild, en het lood aanhoudend gaande gehouden worden.

Uit het Kanaal komende en naar IJmuiden bestemd zijnde, wordt toch, als weêr en wind zulks toelaten, Scheveningen verkend, of men zoekt in dik weêr tusschen Scheveningen en IJmuiden op het lood af den wal, en stoomt of zeilt, het lood gaande houdende, verder langzaam langs de kust.

Van de Noord komende, wordt vrij van de Haaks zijnde de kust, op dezelfde manier aangedaan, Egmond verkend, of daar in de nabijheid, op het lood af, de wal gezocht, en vervolgens, het lood aanhoudend gaande houdende, langs de kust gevaren.

Is men dan volgens gegist bestek op de hoogte van IJmuiden en kan men bij dag de hoofden, of bij nacht de vuren der hoofden niet zien, dan houdt men het gaande of men gaat ten anker, dewijl het toch met mist gewoonlijk flauw of stil is.

Als het nu te dik is om de kust vuren, of de vuren op de hoofden te IJmuiden te zien, dan zal het vuur van een vuurschip ook niet ver te zien zijn.

Vooronderstel dat men het vuurschip vindt, dan zal men toch van daar weder de monding der haven moeten zoeken. Al bedraagt nu de afstand van het vuurschip tot de haven maar 1/2 geografische mijl, dan nog zal het zeer moeielijk zijn die monding op het lood af te vinden, doordat men

door den stroom allicht eenigszins meer of minder wordt verleid als men denkt.

Alleen in slecht weêr zou het nu en dan dienstig kunnen zijn, maar als het bij slecht weêr zóó slecht van gezicht is, dat de kustvuren niet te zien zijn, zal het ook moeielijk wezen een vuurschip te vinden. Liever nadert men niet. Wil men het alleen ter verkenning van IJmuiden bij slecht weêr plaatsen, dan zou het ook minstens 4 geografische mijlen van de kust moeten liggen.

Het is echter veel wenschelijker en noodzakelijk op een der hoofden een goeden beweegbaren stoommisthoorn te hebben, die in mistig weêr om de minuut 3 kort op elkander volgende krachtige stooten geeft, achtereenvolgend om de N.N.O., Noord, N.W., West en W.Z.W., zoodat men dan om de 5 minuten het geluid naar denzelfden windstreek krijgt. Deze misthoorn zou zoodanig ingericht moeten worden, om in slecht weer van den vasten wal af te kunnen worden bewerkt. Dan nog zou, op een afstand buiten de haven, geëvenredigd aan de kracht van den stoommisthoorn, een groote ton met zelfwerkende fluit kunnen worden gelegd, even bezuiden de lijn der vuren, om in mistig weer met harde westelijke winden, als men de kust niet te na durft komen, als verkenningsteeken te dienen. Deze ton zou in slecht weêr ook zeer goede diensten doen.

Deze mistsignalen zullen, nadat de kust aangelood is, het naderen van IJmuiden, de verkenning daarvan zeer gemakkelijk maken, en zou het al buitengewoon dik moeten wezen, als men dan de hoofden niet zou vinden, vooral met een stoomschip. Bij dag schijnen de hoofden al spoedig donker tegen den mist af, en bij nacht zouden de vuren der hoofden er al spoedig doorschijnen. Dewijl het nu bij dikken mist meestal flauw of stil is, is men, als het te dik mocht zijn om binnen te gaan, toch zeker bij de monding der haven te kunnen ankeren.

Ter aanduiding van ondiepten is een vuurschip voor IJmuiden ook niet noodig. Dan ware het beter om vuurschepen te plaatsen buiten de Terschellinger gronden, de Haaks en de Monden van de Maas. Daar bestaan ver in zee uitstekende banken, en zijn vooral de Terschellinger Gronden en de Haaks, welke jaarlijks honderde schepen rond moeten varen, moeielijk,

ja bijna onmogelijk aan te looden, vooral als men niet zeer goed bekend is met de kleur en soort van den grond en den stroom. Daarbij zijn de kustvuren, zoodra het maar heijig of regenachtig is, tot buiten de banken niet te zien. De wensch om dáár vuurschepen te hebben is reeds door ieder scheepsgezagvoerder, die daar veel rondvaart, uitgesproken.

Heeft men dan, van de Noord of West komende, het vuurschip buiten de Haaks of de Maasdroogten gezien, dan kan men, in 'goed maar mistig weêr, gerust op de bovenvermelde wijze naar IJmuiden varen, en bij slecht weêr heeft men daaraan ook eene mooie verkenning gehad, en kan van daar af in zee gehouden, of andere maatregelen genomen worden, al naar wind en weêr zijn.

Die vuurschepen moesten voorzien zijn van goede Sirenen om in mist geregelde signalen te geven, en zouden buitendien goed-zeilende vaartuigen moeten wezen, om bij eventueel wegslaan van de ankers, naar binnen te kunnen vluchten, of het in zee gaande te kunnen houden. Even goed als men op andere gevaarlijke punten, als bijv.: buiten de Hornreven op de Jutsche Kust, Roche Bonne in de Bocht van Frankrijk, op de Oost Goodwin en zoovele anderen, vuurschepen heeft en houdt, zou het ook, dunkt mij, op onze kust en buiten onze banken niet onmogelijk zijn.

Met de meeste hoogachting heb ik de eer mij te teekenen,

UEd. Dw. dienaar,

J. H. MEIJER,

Gezagvoerder van het s.s. „Castor."

Glasgow, 8 Februari 1879.

« ÀÌÀü°è¼Ó »