ÆäÀÌÁö À̹ÌÁö
PDF
ePub

Losse opmerkingen over de Marine.

[ocr errors]

Waar moeten wij heen?" vraagt Marcus, in zijne brochure den toestand van het corps mariniers besprekende; maar met evenveel recht mag zich de zeeofficier afvragen:,,waar moeten Wij heen ?" wanneer hij den toestand nagaat waarin zich het mindere personeel der K. N. M. bevindt. Want wie kan tegenspreken dat het met de discipline aan boord van onze vloot treurig is gesteld? Immers alleen hij, die, denkende de zaken marcheeren toch wel, een oog sluit voor feiten, die op zich zelven niets beteekenen, maar in verband met andere kleinigheden tot schromelijke gevolgen aanleiding kunnen geven. Treurig is het inderdaad, dat een groot deel van onderofficieren en matrozen eene onverschilligheid en totaal gemis van militaire begrippen aan den dag legt, wat noodzakelijk nadeelig moet werken op de jongere elementen, waarmede de marine gevoed zal worden. Helaas, de geest van den grooten Kinsbergen zal met volle teugen door janmaat als medicijn moeten ingeademd worden, om te voorkomen, dat rampen als bij Kamperduin en dergelijken ons bij een eventueelen oorlog treffen. Somber moge de voorstelling zijn, maar de ontevreden stemming, van verschillende kanten opgemerkt, moet daartoe wel aanleiding geven. Wat toch zal onze kostbare, steeds degelijker wordende vloot uitvoeren, wanneer niet haar geheele personeel, hoe dapper dit ook zijn moge, met een uitstekenden militairen geest bezield is? En dit laatste laat juist zoo veel te wenschen over. Overtuig u zelven, lezer, gij behoeft u juist niet aan boord te begeven, zie slechts hoe weinig matrozen het militair saluut maken voor korporaals en onderofficieren, ja, een enkele houdt even een krommen vinger aan zijne slapen, en zie hoe weinig onderofficieren het zich aantrekken, want zij houden den schuldige niet staande. Wilt gij nog meer zien, let op dat corvée, onder geleide nog wel van een onderofficier, met handjes in de zakken, ruggen

.

als kameelen, in verschillende passen, met steentjes smijtende, tot verontwaardiging van ieder toeschouwer, die slechts een greintje militair gevoel bezit.

Merk die verschillen in uniform eens op: polsmofjes, zwarte handschoenen, grijze of veelkleurige cache-nez, luchtbalvormige of op pannekoeken gelijkende mutsen met of zonder linten, peyekkers met of zonder zakken, blauwe kragen, groote of kleine, met allerlei vormen van oplegsels, hemelsblauwe en donkerblauwe hemden; kijk bovendien eens naar die anderen, dat zijn passagiers; katoenen of koperen uitmonsteringen, lederen of wasdoeken petten (zelfs zij die anders nooit een pet dragen).

En wat is nu de reden dat zij de uniformen misvormen? Geen andere dan de zucht om verboden dingen te doen. Wanneer onderofficieren het voorbeeld geven, kan het niet anders of de minderen volgen tot schade voor den dienst.

Wilt gij nog een klein bewijs? weet dan dat gedurende het jaar 1878 zestig vonnissen a/b. van Zr. Ms. Wachtschip te Willemsoord werden geëxecuteerd.

Wordt er dan niet gestraft, zal men vragen? Wel zeker, hier gestreng, dáár onvoldoende, maar eene goede strafwetgeving, in verband gebracht met de eischen van het oogenblik, ontbreekt.

Het straffen van militairen door een superieur is lang niet altijd even gemakkelijk; zwaar straffen kan in sommige gevallen even nadeelig werken als licht straffen in andere; eene grondige bestudeering van een reeks van conduiteboekjes zou allicht tot zonderlinge gevolgtrekkingen kunnen leiden, en natuurlijk ook hier is het:,,zooveel hoofden, zooveel zinnen." Dit nu is niet geheel te vermijden, en het zou zeker nog schadelijker werken om, door eene massa voorschriften, een' commandant de handen te binden, en hem als 't ware een groot gedeelte van zijn macht te ontnemen; maar toch zou het niet tot de onmogelijkheden behooren, meer eenheid in het straffen te brengen.

Over het al of niet wenschelijke van het behoud der lijfstraffen kan veel gezegd worden, zonder tot een resultaat te komen; ik geloof dan ook, dat er weinig af te dingen valt op het oordeel van den Kapt. Luit. t/Zee Mac Leod daarom

trent, in zijne,,Kantteekeningen in de Wetsontwerpen tot wijziging van het Crimineel Wetboek". Het staat vast: de lijfstraffen zullen vervallen, maar noodzakelijk moeten er even zware straffen voor in de plaats komen, die meer in overeenstemming zijn met den geest van de tegenwoordige philantropie. De Heer Duhne geeft daartoe een middel aan de hand onder den naam van: Strafschip. Dit strafschip, geankerd op een onzer reeden, moet zoodanig ingericht zijn, dat een verblijf, hoe kort ook, den gestrafte zooveel vrees inboezemt, dat hij daardoor van zelf tot beter oppassen gedwongen zal worden. Daartoe moet zulk een schip een drijvende hel zijn, onder commando van den meest gestrengen commandant, die zeer gestrenge officieren onder zijne bevelen heeft; trouwens, het geheele personeel dient van bijzonder maaksel te zijn. Door zwaar en nuttig werk kan bovendien het gouvernement partij trekken van sujetten, die anders waarschijnlijk door slecht gedrag uit den dienst verwijderd zouden moeten worden, gewoonlijk met achterlating van schulden. Door deze instelling wordt het kaf van het koren gescheiden.

Ik waag het bovendien het volgende voor te stellen: Men verdeele de mindere schepelingen in 3 klassen van discipline, n.l.:

re klasse, de zoogenaamde vaste-corpsgasten;

2e klasse diegenen welken hoezeer niet bepaald slecht van gedrag zijnde, toch niet in aanmerking kunnen komen voor de re klasse;

3e klasse, de slechte sujetten, aspiranten voor een verblijf van korten of langeren tijd op het strafschip.

Men geve niet alleen een onderscheidingsteeken aan de Ie klasse, maar ook aan de beide andere; voor deze twee zou dit dan meer een herkenningsteeken zijn. Ook zou dienen te worden bepaald:

Ie. dat een eenigszins zware straf, buiten noodzakelijkheid, niet opgelegd mag worden dan 24 uur na het ontvangen van het rapport;

2e. dat alle straftijd in aanmerking zal komen als verlenging van diensttijd;

3e. dat de zoogenaamde ,,strafbak (N°. o)" zal bestaan uit de matrozen van de 3e klasse-discipline, onder een zeer ge

schikt baksmeester, en dat die bak bij voorkeur zal gebezigd worden tot het minst aangename werk.

Niet lang geleden hoorde ik het ongerijmd noemen, dat schoenmakers, koksmaats, scheepskoks, enz. den graad van korporaal bezitten, daar dit eene bespotting van den korporaalsrang was; zeker is dit wel wat sterk uitgedrukt, maar even zeker is het, dat zelfs op kleine schepen een heirleger van onderofficieren bestaat, waarvan een groot deel met succes den rang van matroos kon hebben met eene toelage voor die bizondere diensten, want zoolang er oorlogsschepen zullen bestaan, zal een matroos 1e kl. nimmer uit overtuiging de door mij bedoelde kwaliteiten als zijne superieuren erkennen. Ook acht ik het wenschelijk, dat voor hofmeesters en schrijvers de overgangsrang van korporaal besta, want bij later gebleken ongeschiktheid moet men hen plotseling in een zeer onaangename positie brengen door eene groote terugstelling.

Waarom ook kunnen de onderofficieren, der artillerie, op de schepen voor de landsverdediging niet als „chef der equipage" optreden? Zij toch hebben, na de machines, het gewichtigste deel van het schip onder hun toezicht en staan in ontwikkeling gewoonlijk boven hunne collega's van gelijken rang, in het corps schippers en bootslieden.

De stuurlieden bij de Marine zijn niet strikt noodzakelijk, maar ontegenzeggelijk hebben zij nut, vooral op die scheepjes, waar geen adelborsten in de rol gevoerd worden; in hunne geldelijke positie dient wel eens verandering te komen, dit eischt de billijkheid.

Reeds elders is er aangedrongen op de oprichting van een corps officiersbedienden, van welke de geschiktste opgeleid konden worden tot hofmeester. Ook in dit métier is de klad gekomen; goede hofmeesters zijn zeldzaam en men moet zich dan ook dikwijls met den eersten den besten tevreden stellen, die lust genoeg gevoelt,,achteruit" te komen dienen, waar hij 90% kans heeft van fiasco te maken.

Nu worden er mariniers of jonge matrozen voor gebruikt; de eerste strekken in vermindering der detachementen (zoodat een wacht ab., als zij bestaat, telt korporaal of als zoodanig

dienstdoende, met I marinier en 1 tamboer); terwijl op schepen waar jonge matrozen bedienden zijn, vooral op zeeschepen, zij, wat bijna niet anders kan, het minst deelnemen aan de oefeningen, welke juist zij toch wel het meest noodig hebben.

Stremming van promotie is evenmin bij onderofficieren als bij officieren dienstig tot het opwekken van ambitie; alleen dàn, wanneer er gezorgd wordt dat oude onderofficieren, wier veêrkracht verlamd is, zoo spoedig mogelijk vervangen worden door jongere elementen, kan in den bestaanden toestand verbetering komen; een jong schipper, met goeden militairen geest bezield, en bekwaam voor zijn werk, kan grooten invloed uitoefenen op de geheele equipage; is een dergelijk persoon echter opgevaren, slap, en dan meestal ook eigenzinnig geworden, dan sticht hij veel kwaad.

Aan de onderofficieren behoort meer te worden overgelaten dan werkelijk gebeurt; hoe dikwijls toch ziet men niet, dat sommige dienstverrichtingen van officieren met gemak door onderofficieren zouden kunnen worden waargenomen, en omgekeerd enkele zaken door officieren moeten worden uitgevoerd, die nu vaak aan onderofficieren worden opgedragen; ik wil hiermeê zeggen, dat onderricht van eenig belang meer door officieren gegeven moest worden, en routine-diensten, bijv. reewacht in een haven, vooral op schepen van de landsverdediging, aan onderofficieren onder toezicht van een officie moesten opgedragen zijn. Eischt men meer van een onderofficier dan tot nu toe, dan zal hij zich meêr gaan,,gevoelen", dan hij nu schijnt te doen.

Mag nu een officier ook al gaarne wat studeeren om op de hoogte van zijn vak te blijven, die ambitie verflauwt menigmaal door den geestdoodenden dienst waartoe hij dikwijls gebruikt wordt.

Menigeen zal bij het lezen van het bovenstaande den indruk ontvangen, dat ik alle schuld van het gebrek aan discipline enz. op den mindere wil werpen; integendeel, ik zal bij het resumeeren van enkele genoemde oorzaken, nog anderen daarbij voegen, die alleszins medewerken om de matrozen

« ÀÌÀü°è¼Ó »