페이지 이미지
PDF
ePub

In 1856 besloot de Ned. Handelmaatschappij geen' bodem te bevrachten zonder minstens één geëxamineerden stuurman en stelde dien eisch zelfs in met terugwerkende kracht, zoodat tal van stuurlieden, grijs in practische kennis en ondervinding, genoodzaakt waren zich opnieuw op de schoolbanken te plaatsen. Later werd de bepaling van geëxamineerde stuurlieden algemeen gemaakt.

Den 22 en 27 Januari 1858 stelde de Gemeenteraad van Amsterdam een programma vast dat den 25 April 1860 eenigszins werd gewijzigd. Een en ander had ten gevolge, dat locale commissiën van examinatie te Amsterdam, Rotterdam, Dordrecht, Middelburg, Harlingen, Groningen en Veendam werden gevestigd. Eenmaal op die wijze het initiatief genomen, breidden de zoogenaamde stuurmanscollegies zich uit en werden meerdere zeevaartkundige scholen opgericht. Geen daarvan bezit echter den goeden grondslag, waarop de Kweekschool voor de Zeevaart het zeevaartkundig onderwijs in geheel zijnen omvang behandelt en allen missen den zoo noodigen aaneengesloten cursus, 't gevolg van de zoo moeielijke vorming van klassikaal onderwijs, zooals reeds is uiteengezet.

Sommige dier scholen werden belangrijk gesubsidiëerd, b. v. Harlingen door het Rijk, de provincie en de gemeente; 's winters genieten de zeelieden aldaar kosteloos onderwijs. Rotterdam, waar de wakkere Gemeenteraad het belang zijner handelsveste begreep, heeft de sedert eenige jaren in het Zeemanshuis gevestigde school geheel voor hare rekening genomen.

In Amsterdam, waar ook de school in het Zeemanshuis is gevestigd die in 1859 werd opgericht, wordt deze sedert 1871 door de gemeentekas en sedert 1877 mede door de provinciale kas gesteund.

Veendam bezit eene school voor rekening van de gemeente, terwijl die te Dordrecht wordt gesubsidieeerd door de stad.

In de meeste dier scholen wordt tevens onderwijs gegeven in de kennis van het stoomwerktuig.

Terwijl het gebrek aan een' geregelden cursus het alzoo den zeelieden duur, moeielijk en langdurig maakt, alvorens

hun examen te kunnen doen, legden velen zich als het ware er op toe, zich daarvoor klaar te maken en waren alzoo de locale inrichtingen voor het examineeren, hoewel door den drang der omstandigheden gunstig op het schoolbezoek werkende, nog verre af van het verkrijgen van voldoende resultaten.

Ook het examen, op de wijze als het was ingericht, liet nog veel te wenschen over, b. v.:

2 en

In het programma, bij allen hetzelfde, was nergens de grens bepaald tot hoeverre men de kennis van den ren of stuurman mocht onderzoeken; 't gevolg daarvan was, dat de eene commissie hoogere eischen stelde dan de andere, en zeelieden, die op de eene of andere plaats waren afgewezen voor de theorie, bezochten gedurende eene maand op zoodanige plaats de school, waar zij wisten dat de commissie minder strenge eischen stelde en, zoo mogelijk, de leeraar zelf examinator was. Vooral dit laatste werd door hen hoog op prijs gesteld.

Geruimen tijd heeft eveneens gebrek bestaan aan zuivere overeenstemming tusschen de verschillende commissien, en ofschoon sommigen zich wel zekere grens van onderzoek hadden afgebakend, kwam vaak onwillekeurig de eigenaardige moeielijkheid tusschentreden, wanneer drie rangen tegelijk werden geëxamineerd; uit den aard der zaak werd alsdan meer of minder van die grens afgeweken.

Hoe goed dan ook de instelling van het door zooveel reeders gevorderde examen was en hoezeer men ook trachtte vooruit te streven op den weg om flinke officieren op de koopvaardijvloot te verkrijgen, vielen toch meer en meer de gebreken in het oog, die het stelsel van locale commissiën aankleefde.

Jaren achtereen gingen er stemmen op, die meer eenheid wenschten in de zoo gewichtige zaak van het examineeren van stuurlieden en algemeen was het oordeel, dat: de regeering, die er vaak zoo groot belang bij had, zich die zaak moest aantrekken. Zij moest het examen regelen en niet dulden dat op schepen, door haar bevracht en belast met het vervoeren van personen en goederen, stuurlieden waren geplaatst, van wier bekwaamheid zij zich niet had overtuigd.

Eindelijk is door de regeering aan dat veelvuldig aanzoek gehoor gegeven en heeft eene door haar benoemde commissie die taak met Januari 1878 aangevangen.

Sedert zijn een aantal candidaten met voor hen afwisselende uitspraak onderzocht in verschillende door Z. Ex. den Minister bepaalde plaatsen.

Gaarne erkennen wij, dat die commissie uit flinke deskundigen is samengesteld, en toch lijdt, naar onze bescheiden meening, die nieuwe regeling nog aan gebreken, waarover wij onze meening wenschen te kennen te geven en nemen

daartoe ter hand:

het reglement voor de Examens ter verkrijging van een diploma als stuurman, volgens Kon. besluit van 5 Mei 1877, Staatsblad n. 98.

Al dadelijk valt bij art. 3 in het oog, dat van Staatswege gelegenheid wordt gegeven tot het afleggen van examen; alzoo niet verbindend, noch voor den reeder, noch voor den aspirant-stuurman.

Dat facultatieve, waardoor reeder en stuurman geheel vrij zijn, geeft aanleiding tot de grootste ongerijmdheden; want de reeder, vrij zijnde, plaatst op zijn schip als gezagvoerder een' ongeëxamineerden stuurman en toch zal dat schip zonder bezwaar, hetzij door de regeering, hetzij door de Ned. Handelmaatschappij bevracht worden. Evenzeer zal de assuradeur zoodanig schip verzekeren als een ander, waarop het geheele état-major geëxamineerd is.

Die handeling is tevens eene onbillijkheid voor tal van stuurlieden, die, met veel opoffering hunne diploma's behaald hebbende, dikwerf nog bij ongeëxamineerden moeten-achterstaan. Geen reeder is verboden om op zijn schip, door de regeering of de Ned. Handelmaatschappij bevracht, een gezagvoerder te plaatsen, zoo kersversch uit den vreemde gekomen. En toch, die heeft hier geen enkel examen afgelegd. Zal de handel weigeren zijne goederen in zoodanig schip te laden, of de assuradeur weigeren te verzekeren? Wij gelooven het niet.

Dergelijke gevallen, zoo gebeurlijk, zijn te sprekend, om niet bij de regeering er krachtig op te blijven aandringen het examen verplichtend te maken door regeling bij de wet.

Art. 2 van het reglement doet ons een blik slaan op de commissie als zoodanig, en hier is op te merken, dat het algemeen bevreemding heeft verwekt, dat de Minister, hoezeer ook voorgelicht door de indertijd bestaande locale commissien, toch, in weerwil van hun advies, gegrond op zoovele jaren ondervinding, twee onderwijzers in de theorie, één als gewoon lid, de ander als plaatsvervanger, reeds in het vorig jaar benoemd heeft tot examinatoren en die benoeming ook dit jaar heeft bestendigd. De vroegere wijze van examineeren van varenslieden heeft het nadeelige hiervan genoegzaam aan 't licht gebracht en sedert is, tot verbazing van allen, niet het minst van hen die zich aan het examen moeten onderwerpen, dezelfde fout begaan. Immers die examinatoren krijgen telkens met anderen ook hun eigen leerlingen tot onderzoek voor zich, en deze toch, gewoon en bekend met hen, begrijpen hen beter op elke vraag, dan anderen die elders hun onderricht genoten hebben. Men moet niet uit het oog verliezen, dat zeelieden in het algemeen, en vooral jonge zeelieden, wier opvoeding op het punt van beschaving niet voldoende voltooid is, doordien zij te weinig in en met de beschaafde wereld omgaan, zich niet zoo gemakkelijk weten uit te drukken en hunne gedachten in goeden en geregelden vorm weten terug te geven; dat gebrek toch ontdekt men bij zeer velen al spoedig door hunne schuchterheid in het antwoorden, en dit wordt verhoogd achter de groene tafel, waar zij nog veel minder op hun gemak zijn. Voor hun eigen leermeester zijn zij vrij en ongedwongen, doch missen dat voorrecht tegenover een' hun vreemden examinator. Niet alleen dus om voornoemde reden, maar ook om der wille van de meest zuivere onpartijdigheid, moeten de examinatoren gezocht worden onder mannen, geheel onafhankelijk van den examinandi en vreemd aan het geven van onderwijs. Art. 8. Ook dit heeft evenzeer en in niet mindere mate onze verbazing opgewekt.

Daarin wordt voorgeschreven op welken leeftijd en onder welke voorwaarden men zich tot het doen van zijn examen voor stuurman kan aanmelden, welk voorschrift bij koninklijk besluit van 17 Februari 1879 (Staatsblad no. 37) eene wijziging heeft ondergaan.

Die tijdsbepaling van varen is naar onze meening daarbij veel te kort gesteld, want, onverschillig of de candidaat in zijne theorie heeft voldaan en al de vragen in de praktijk goed wist te beantwoorden, is het nog de vraag of hij de verkregen kennis goed in uitvoering weet te brengen, en daartoe behoort ondervinding.

Op de wijze als art. 8 voorschrijft, kan een flink jongmensch in minder dan vier jaren zoowel voor de groote als voor de kleine vaart zijn diploma als re stuurman behalen, en heeft hij het voorrecht zelf eenige middelen te bezitten en gesteund te kunnen worden door betrekkingen of vrienden, dan is hij, die misschien hoogstens vijf jaren heeft gevaren, reeds gezagvoerder. 't Is zelfs onnoodig, dat hij al dien tijd op een zeilschip doorbrengt, met de helft daarvan en de helft op een stoomschip kan hij volstaan. Heeft hij, aan wien zooveel menschenlevens, schip en lading worden toevertrouwd, genoegzame ondervinding om hem die betrekking op te dragen? Wij gelooven het niet. Het geval kan zich voordoen, dat een stuurman op zijn 22ste jaar, en zelfs vroeger, zijn diploma als re stuurman behaalt en als zoodanig wordt geplaatst. Kort na het vertrek verliest hij zijn gezagvoerder en treedt in diens plaats op; aan zijne zorg is nu alles overgelaten, terwijl hem, hoe knap overigens ook, toch genoegzame ondervinding ontbreekt. Is het verantwoord om dien jongen nog zoo weinig ervaren man, zooveel levens, schip en lading te vertrouwen? Mocht het bovendien gebeuren dat hij in averij kwam, of wel aan wal zaken te beslissen hebben, dan zou hij menigwerf daden kunnen doen in strijd met de burgerlijke wetgeving, omdat hij nog minderjarig is; tenzij hij vóór zijn vertrek had gezorgd meerderjarig te worden verklaard, waaraan in den regel 't minste gedacht wordt.

Een derde stuurman kan dien titel en rang bekomen, nadat hij 200 dagen heeft gevaren. Als zoodanig geplaatst, behoort hij tot de officieren van het schip.

Door sterven of overboord slaan zijner meerderen, kan hij in 't geval komen aan het hoofd eener wacht te staan. Kan hij zulks doen die pas ééne reis, ware 't zelfs een lange reis, heeft gedaan? Komen niet somwijlen op zee bijzondere gevallen plotseling als 't ware voor? Loopt hij niet telkens gevaar zich tot carica

« 이전계속 »