페이지 이미지
PDF
ePub

voor alle zeekaarten als het ware kracht van wet moesten hebben, en waarvan in geen geval ooit zou mogen afgeweken worden. Dit gebrek aan eenheid is reeds begonnen met het aannemen van verschillende eerste meridianen, en de illusie van iedereen, die belang in de zaak stelt, om door het internationaal vaststellen van een voldoend aantal secundaire meridianen de gewenschte eenheid te bereiken, is nog steeds niet verwezenlijkt. Het spreekt van zelve dat de lengteverschillen (meridian distances) dezer secundaire meridianen daartoe algemeen aangenomen en erkend zouden moeten zijn. Wij zien zulks bij de nieuwste kaarten van onzen O-I. archipel. Op de Engelsche admiraliteitskaarten van onze koloniën is meestal als meridiaan van uitgang of secundaire meridiaan die van Singapore aangenomen, terwijl de nieuwste Nederlandsche kaarten van dezen archipel zich vasthouden aan den meridiaan van Batavia, waarvan het lengteverschil met Greenwich in 1859 door Dr. J. A. C. Oudemans nauwkeurig bepaald is. Beide meridianen kunnen geacht worden volgens de eischen van den tegenwoordigen tijd te zijn bepaald, doch daar de uitkomsten op astronomische waarnemingen berusten, stemmen deze niet volkomen overeen met het lengteverschil van Batavia en Singapore. 1) De gevolgen van een dergelijk gebrek aan overeenstemming in twee soorten van zeekaarten zijn gemakkelijk in te zien. Niet elk buitenlandsch gezagvoerder toch kan geacht worden op de hoogte te zijn van dergelijke feiten, zoodat het gebruik van Engelsche zeilaanwijzingen en Nederlandsche kaarten, het rapporteeren van ontdekte gevaren, zonder opgave van de kaart waarop de ligging is afgezet, en tal van andere oor-zaken, gemakkelijk aanleiding kunnen geven tot het ontstaan van onjuistheden. Men kan zonder overdrijving aannemen, dat het hier besproken gebrek aan eenheid een bron van verwarring is, welke niet weinig bijdraagt tot het ontstaan van foutieve kaarten, en misschien meer is te vreezen dan de fouten, welke aan lengtebepalingen met gebrekkige hulpmiddelen moeten toegeschreven worden. Doch er bestaat nog

1) Het lengteverschil tusschen Batavia (tijdbal) en Singapore (vlaggestok op Governments Hill) is eveneens door Dr. Oudemans bepaald met behulp van telegraphische tijdseinen, en daarvoor bevonden: 11m 50s, 985.

eene tweede oorzaak van onjuistheden, welke door den hier besproken toestand niet weinig in de hand wordt gewerkt, namelijk dat dikwijls het onderscheid uit het oog verloren wordt tusschen directe lengtebepalingen ten opzichte van een eersten meridiaan en het bepalen van een lengteverschil of meridiaansafstand van twee plaatsen. Op tal van schets- en détailkaarten treft men eene graadverdeeling aan, of vindt men de geographische lengte van eene observatieplaats tot een eersten meridiaan opgegeven, terwijl in vele gevallen door den oorspronkelijken opnemer deze lengte is opgemaakt uit een door hem bepaald lengteverschil met eene dichtbij liggende plaats. Is nu laatstgenoemde plaats op een algemeen erkenden secundairen meridiaan gelegen, dan zou zulks minder bezwaar kunnen geven, doch in den regel is het verschil in lengte bepaald met eene plaats, waarvan de bekende lengte nauwkeurig genoeg geacht werd, om tot bepaling van den stand Greenwich van den tijdmeter te kunnen dienen. Later blijkt dan dat de Geographische lengte van laatstgenoemde plaats minder juist is geweest, en het is gemakkelijk in te zien van welken ingrijpenden aard de maatregel zou zijn, om de bestaande kaarten volgens deze laatste bepalingen te verbeteren. Zelfs op een sinds jaren goed ge- . organiseerd Hydrographisch Bureau zal, de verwisseling van personeel en de onvolkomenheid der bescheiden in aanmerking genomen, zulks eene moeielijke en omvangrijke taak worden bevonden, waarvan de gevolgen niet dadelijk te overzien zijn. Het verzuim van den opnemer, om altijd duidelijk op de kaart aan te geven welk lengteverschil door hem bepaald is, werkt dus niet alleen het verbeteren van de bestaande kaarten tegen, maar zelfs bij een minder geregelden toestand kunnen onoordeelkundige verbeteringen de schromelijkste gevolgen hebben, waarbij bestaande bruikbare kaarten op de noodlottigste wijze uit haar verband worden gerukt. De voorbeelden zijn niet zeldzaam, dat door deze oorzaken soms geheele eilanden op de kaarten verschenen en verdwenen zijn, en vele van de op de kaarten voorkomende „doubtfuls" zijn dikwijls op deze wijze geboren. Het is bijna ongeloofelijk, dat zulk eene eenvoudige zaak reeds zooveel kwaad gesticht heeft, doch de geschiedenis der zeekaarten van onzen O. I. archipel zou zulks met menig voorbeeld kunnen bewij

zen; waarschijnlijk zal men nu aan het onlangs weder opgerichte hydrographisch bureau te Batavia gebukt gaan onder den nasleep, welke het gevolg is van den minder geregelden toestand van vroeger, toen het belang der hydrographie minder op den voorgrond trad dan in den tegenwoordigen tijd van stoomvaart en steeds toenemend verkeer te water.

Dat ook in het buitenland, waar de betere organisatie der hydrographische werkzaamheden eene zaak van den lateren tijd is geweest, dezelfde moeielijkheden worden ondervonden, lijdt geen twijfel, en hetgeen in het Engelsche werkje van Laughton,Nautical Surveying" over geographische plaatsbepalingen wordt aangetroffen, geeft den indruk alsof de schrijver door dezelfde ondervinding geleid wordt, om voor hydrographische opnamen dringend aan te bevelen zich met het bepalen van lengteverschillen of meridiaansafstanden te vergenoegen. Over directe lengtebepalingen wordt o. a. gezegd: „The various methods of finding the absolute longitude of any place by direct reference to a prime meridian, theoretical beautiful as many of them are, give in practice, results which are vague and frequently even wild in extreme." Het spreekt van 、 zelf, dat met dit laatste slechts die lengtebepalingen worden bedoeld, welke met de gewone hulpmiddelen van den opnemer kunnen verricht worden, en dat daarbij tevens geen sprake is van geodesische lengteherleidingen.

Ten einde de aandacht te vestigen op de eenvoudige wijze, waarop in de meeste gevallen met behulp van den tijdmeter het verschil in lengte van twee plaatsen vrij nauwkeurig kan bepaald worden, is nog het navolgende uit het reeds genoemde werkje van Laughton overgenomen:

Zij gevraagd het verschil in lengte van twee plaatsen A en B, en dat men heeft bevonden:

Bij het verlaten van A stand tijdmeter tot tijd A = « dag. gang v. d. tijdmeter = a Bij aankomst te B stand tijdmeter tot tijd B =

[ocr errors]

Duur der reis in dagen.

= t

Dan zal, indien het verblijf te B te kort is om aldaar den dag. gang opnieuw te bepalen, het lengteverschil M worden voorgesteld door:

M = a + ta—ß.

Is M positief, dan ligt B beoosten A, en wordt M negatief bevonden, dan ligt B bewesten A. Daar men echter niet weet of de dag. gang in zee veranderingen of zoogenaamde schommelingen heeft ondergaan, mag dit lengteverschil niet anders dan als een benaderde uitkomst beschouwd worden. Laat echter een langer verblijf te B eene nieuwe bepaling van den gang toe, en aannemende dat men daarvoor het bedrag b heeft bevonden, dan zal het lengteverschil beter benaderd worden voorgesteld door:

[blocks in formation]

Heeft men gedurende den overtocht telkens na t1, të, të dagen, plaatsen B1, B2, B3, aangedaan, zonder dat er gelegenheid geweest is om op deze tusschenliggende plaatsen den dag. gang opnieuw te bepalen, dan zullen de lengteverschillen M1, My, M., van A met die plaatsen kunnen gevonden worden door de veranderingen van gang in t1, ta, ta, dagen evenredig te stellen met de verandering in t dagen, zoodat de gevraagde gang te B1, b1 noemende:

en

b-a b1- at t1

t1

b1 = a + 11 (b—a)

t

voor den gemiddelden gang gedurende den overtocht van A naar B1 mag dan genomen worden:

[merged small][merged small][merged small][merged small][ocr errors][ocr errors][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][ocr errors][merged small]

Het is echter duidelijk, dat op deze wijze het lengteverschil nog altijd slechts benaderd blijft, omdat men, door het gemiddelde van de twee bepaalde gangen te nemen, de schommelingen van den gang ten gevolge der zeereis heeft verwaarloosd. Kan de reis echter heen en terug gemaakt worden, dan zijn in den regel de tijdmeters op de uitreis vrij wel in dezelfde omstandigheden geweest als op de thuisreis, zoodat, zonder in noemenswaardige onnauwkeurigheden te vervallen, mag

aangenomen worden, dat de gang op beide reizen dezelfde geweest is. Men verkrijgt hierdoor het voordeel dat de gang uit de formulen kan geelimineerd worden, zoodat het lengteverschil onafhankelijk van den gang kan gevonden worden als volgt:

Zij namelijk:

duur der reis in dagen van A naar B =

[ocr errors][ocr errors][ocr errors][ocr errors][ocr errors][merged small][merged small]

Bij het verlaten van A stand tijdmeter tot tijd A

[merged small][merged small][ocr errors][ocr errors][ocr errors][ocr errors][merged small][merged small][ocr errors][merged small][merged small][merged small][ocr errors][ocr errors][merged small][ocr errors][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][ocr errors][ocr errors][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small]

Bij kleine lengteverschillen zal men dikwijls kunnen zorgen, dat tt' wordt, waardoor de hoogst eenvoudige formule: M = (-) + { («'—8')

wordt verkregen.

Nauwkeurige tijdsbepalingen zijn voor goede uitkomsten een vereischte, en indien tijd en gelegenheid zulks toestaan, zijn correspondeerende hoogten van de zon daarvoor aan te bevelen. Indien voorts over meer dan een tijdmeter kan beschikt worden en de reis heen en weer meermalen kan gemaakt worden, zal door een eenigszins geoefend waarnemer op deze wijze het lengteverschil met groote nauwkeurigheid kunnen bepaald worden en met betrekkelijk weinig moeite een hoogst nuttig resultaat kunnen geleverd worden.

s Hage, Juni 1879.

M. C. VAN DOORN.

« 이전계속 »