ÆäÀÌÁö À̹ÌÁö
PDF
ePub

door schroefbouten verbonden, zoodat de ketel vrij wel uit elkaar kan genomen worden.

De ketel is gestempeld op 6 Kg. en behoeft, tengevolge der geringe middellijnen, de plaatdikte (staal van 42 Kg. per mM.2) 14 mM. niet te overschrijden.

In Frankrijk schijnt men, ook afgaande op de groote menigte ketels voor fabrieken en vervoerbare stoomtoestellen, op de tentoonstelling aanwezig, bijzonder te hechten aan dergelijke constructies, waarbij de ketel gedeeltelijk uit elkander kan genomen worden ten behoeve van schoonmaak en reparatie.

Of dit, vooral bij stoomschepen waar men nogal beperkt is in de ruimte, van practisch nut is, mag betwijfeld worden. De ketel in quaestie is, niettegenstaande de gebruikelijke steunbouten, trekstangen enz. daarbij niet voorkomen of liever juist daarom, een vrij moeielijk stuk ketelwerk, en zouden eventueele reparaties niet aan,,le premier venu” kunnen toevertrouwd worden.

[ocr errors]

Een gewezen collega van den Heer Delavaque, M. Delaunay, is de schrijver van een brochure over ketels voor hooge drukkingen, waarin men te vergeefs naar differentialen of integralen zal zoeken. De schrijver moge wat veel eene réclame voor het stelsel Belleville beoogen, (hij is dan ook thans onder-directeur dier fabriek) de brochure is waard gelezen te worden.

Wij komen dus geleidelijk tot de naar ons bescheiden oordeel,,haute nouveauté" in de expositie op stoomketelgebied. Tegenstrijdig zijn de berichten, welke men tot nog toe aangaande de Belleville-ketels bekwam. Er zijn fabrieken, tot in Rusland toe, welke uitsluitend deze ketels in dienst hebben; zoo ook de Société de la Vicille Montagne, bij Luik. Hier te lande zijn, indien wij ons niet bedriegen, de weinige ketels van dat stelsel òf buiten gebruik, òf reeds opgeruimd. Bij de Fransche marine heeft men het stelsel Belleville reeds voor lang toegepast, zoo op groote als op kleine schepen; doch laat o. a de bovengenoemde ingenieur Delevaque zich zeer ongunstig daarover uit. Bij de vorige ketels volgens Belleville, had men hetzelfde gebrek als bij alle buizenketels, namelijk, dat ze tengevolge van den geringen waterinhoud

alléén voldeden dáár, waar de stoomafname aan geene verandering onderhevig kon zijn, waar men steeds dezelfde kracht had uit te oefenen; en in het geheel niet dáár, waar de ketel af en toe geforceerd moest worden, als dikwijls op stoomschepen plaats vindt.

De zeer natte stoom in de buizen gevormd moest natuurlijk oververhit worden, doch geschiedde zulks veelal in te hooge mate, ten koste van de bovenste rijen buizen, om niet te spreken van de machinedeelen. Het kolen verbruik was in den regel meer dan bij gewone ketels.

Het zoogenaamde ,,model 1877", op de tentoonstelling in verschillende vormen aanwezig het volkomenst bij de groepen ketels, welke een gedeelte der werktuigen in de machine-galerij van stoom voorzien, waaronder zich drie Belleville ketels bevinden van 100 paardenkracht elk, gelooven wij dat zeer ver boven de vorige typen staat, zoo mede boven alle andere ketels, met meer of minder recht onontplofbaar geheeten, ten grondslag hebbende de stoomvorming in cilinders van geringe middellijn.

Eene volledige beschrijving zonder teekeningen zoude, daargelaten nog de moeielijkheid, ons te ver voeren; het zij ons dus vergund alléén de verbeteringen te vermelden en de aandacht van den belangstellenden lezer er op te vestigen.

Elke ketel bestaat thans uit een zeker aantal zoogenaamde dubbele elementen, twee buizen breed, en van afwisselende hoogte naar gelang van het vermogen des ketels. De sluitstukken der pijpen zijn ongeveer van hetzelfde model als vroeger, en zijn de onderste door middel van konische tusschenstukken verbonden met een vierkante buis, dwars vooraan geplaatst, evenals de sluitstukken van smeedbaar gietijzer vervaardigd, en waarin het voedingwater wordt geleid. De bovenste sluitstukken zijn, eveneens door konische tusschenstukken, in gemeenschap met den stoomhouder.

Een zoodanig dubbel element vormt, welbeschouwd, een spiraal, en is daarbij veel beter rekening gehouden met de uitzetting der buizen dan vroeger. Om een dubbel element (van 18 buizen) uit te nemen, behoeft men slechts twee konische verbindingen, éen boven en éen onder, los te ma

ken. De afwisselende helling aan de buizen gegeven waarborgt eene betere circulatie.

De stoomhouder is niet anders dan een horizontale ketel van ± 0.50 M. middellijn, en dwars boven den stoomketel buiten bereik van het vuur geplaatst, door een gebogen schot eenigszins excentrisch binnen den stoomhouder aangebracht, wordt aan het mengsel van water en stoom eene draaiende beweging medegedeeld, zoodat de zwaardere waterdeelen zich afscheiden en de stoom, na nog eenige buizen te hebben doorloopen, welke als oververhitter dienst doen, volkomen droog, en slechts weinige graden oververhit, wordt afgeleverd. Het voedingwater wordt ongeveer op dezelfde zelfregelende wijze als vroeger thans in den stoomhouder gebracht, verwarmd door de zich van den stoom afscheidende waterdeelen, zoodat een groot deel der vaste bestanddeelen zich afscheidt, en vervolgens geleid naar een verticaal reservoir ter zijde van den ketel, waaraan zich de spuikraan bevindt en vanwaar het eindelijk in den ketel geraakt.

De uitvinder hoopt door de beschrevene inrichting te voorkomen, dat er eenig noemenswaard aanzetsel in den eigenlijken ketel komt, ook zelfs op zeeschepen dàn, wanneer de oppervlak-condenser defect mocht zijn.

De zelfwerkende regeling van het register in den schoorsteen, naar gelang van de stoomdrukking, is, evenals de zelfregelende voedingsinrichting, ongeveer dezelfde als vroeger.

Het rooster bestaat uit zeer dunne geonduleerde staven, zoodanig geplaatst, dat men een groot aantal kleine driehoekige openingen verkrijgt en met meer luchttoevoer minder kans van krombanden of verstopt raken heeft.

Ten gevolge van de beschrevene inrichting om den stoom te drogen, is er geen bezwaar meer het waterpeil hooger in deze soort ketels te houden dan vroeger het geval kon zijn; bij denzelfden omvang van ketel, vergeleken met een vorige type, heeft men dus een grooter volume water, met andere woorden men is beter ingericht om aan de eventuëele eischen van onregelmatig stoomverbruik te voldoen.

Op de tentoonstelling bevindt zich een Belleville-ketel voor een stoomschip van 60 nominale paardenkrachten bestemd ; doch niet onder stoom. Deze bestaat uit 6 dubbele elemen

ten, elk van 16 buizen ter uitwendige middellijn van 100 mM. en ter lengte van 2 M., dus met een verwarmingsoppervlak van 62 M2. De oververhitter bestaat uit 11 buizen, ter zelfde middellijn doch 1,70 M. lang en bijgevolg 6 M2 oververhittings-oppervlak aanbiedend. Het roosteroppervlak bedraagt 2 M2.

De dikte der buizen is 5 mM. en 6 mM. voor de onderste rij. De sluitstukken van smeedbaar gietijzer zijn ter dikte van 8 à 10 mM.

Een tweede ketel, bestemd voor marine-stoomsloepen van 10 meter, bestaat uit zes enkele elementen, elk van 6 buizen ter middellijn van 82 mM. en 0.90 M. lang, dus met een verwarmingsoppervlak van bijna 9 M3, en 0.42 M2 rooster

oppervlak.

Niet alleen wanneer men den weerstand der verschillende deelen dezer ketels nagaat, doch ook wanneer men de afwerking beschouwt, blijken de Belleville-ketels eene groote mate van zekerheid bij hooge stoomspanningen aan te bieden. Aan de wilskracht en het vernuft van den uitvinder, die steeds zijn stelsel heeft trachten te verbeteren, mag men zijne bewondering niet ontzeggen.

Het lijdt evenwel geen twijfel, dat er een groot onderscheid bestaat tusschen een ketelhuis in eene fabriek de drie Belleville-ketels bestemd voor de force motrice" op de tentoonstelling bijvoorbeeld en eene stookplaats in een zeeschip. Hoe zullen al deze vernuftige, doch wel eenigszins subtile zelfregelende toestellen er uitzien, wanneer het schip eene reis naar Indië heeft gemaakt? En heeft Prof. Radinger, de schrijver der uitnemende officieele Oostenrijksche rapporten over ketels en machines, op de laatste wereldtentoonstellingen, wel geheel ongelijk, als hij in zijn rapport over stoomketels op de Weener-tentoonstelling beweert dat al dergelijke automatische toestellen, waar men er te veel op vertrouwt, den machinist of stoker hulpeloos laten wanneer ze hun dienst weigeren?

Hoe het zij, gaarne wenschen wij den Belleville-ketel een fair trial" toe. De volmaakte, hooge druks-scheepsketel moge hiermede nog niet gevonden zijn, naar onze overuiging is geen

der talrijke andere systemen van buizenketels (wat men in Engeland noemt,,tubulous boilers") zoo vertrouwbaar als dit.

De ondervinding moet echter uitspraak doen. Gelijk de dikte der pantserplaten gelijken tred houdt met de kracht van het geschut, zoo dwingt ons het voordeel, hetwelk in het gebruik van hooge stoomspanning gelegen is, steeds zwaardere ketelplaten te bezigen. En deze vergelijking is zoo onjuist niet, waar men thans ketels van ruim 4.50 M. middellijn met buitenrompen van 30 mM. ijzerdikte vervaardigt. Voorzeker zou het gebruik van staal hier besparing aan materiaal geven, doch ook omtrent stalen scheepsketels heeft de ondervinding nog niet genoegzaam uitspraak gedaan.

De tijd zal leeren, in welke richting het meest de volmaaktheid te verwachten is.

W. A. M. PIEPERS.

Amsterdam, Nov. 1878.

Iets over het schilderen van ijzeren schepen.

De strijd over het beste behoedmiddel tegen de aandoening van ijzeren scheepsbodems door roest of door aangroeiing is op verre na nog niet geëindigd, integendeel zelfs bestaat er grond voor de bewering dat, in deze tijden van gedruktheid der scheepvaart, dit vraagstuk meer dan ooit op den voorgrond treedt, omdat de tijd van stilliggen voor vele schepen belangrijk grooter is dan vroeger.

Van veel waarde kan het daarom ook worden geacht, nauwkeurig bekend te zijn met den invloed speciaal van dat water, waarin de schepen eenigen tijd moeten verblijven, en het is voornamelijk met het oog hierop dat de onderstaande proefneming o. i. niet zonder beteekenis is voor de eigenaars van ijzeren schepen of vaartuigen, welke blootgesteld zijn aan het zeewater rondom Amsterdam.

« ÀÌÀü°è¼Ó »