페이지 이미지
PDF
ePub

nieuwere eischen der zeevaart, zeer veel te wenschen overlaat. Raadpleegt de Commissie de ondervinding door haar bij het afnemen der examens opgedaan, dan is de gebrekkige theoretische vorming der candidaten een gevolg der eerste opleiding, welke te oppervlakkig of niet ver genoeg vervolgd is om daarop met vrucht het zeevaartkundig onderwijs te enten, en wel voornamelijk de stuurmanskunst, die vóór alles eene tot op zekere hoogte voortgezette wiskundige ontwikkeling vereischt. Het meerendeel der candidaten toch wist op de eenvoudigste vragen betrekkelijk de beginselen der reken-, stel- en meetkunde zelden een passend antwoord te geven.

Betoog behoeft het dus niet, dat als de candidaat niet goed op de hoogte is van die eerste beginselen, de stuurmanskunst slechts zeer oppervlakkig door hem kan begrepen worden, en het onderwijs in dien tak van wetenschap voor velen niet anders dan africhtingsonderricht kan geweest zijn.

Hoe aan dit bezwaar te gemoet te komen?

Naar het oordeel der Commissie, het meest door eene doelmatige aansluiting van het zeevaartkundig onderwijs aan het uitgebreid lager onderwijs en eene betere regeling van dit eerste, zoodat een doorloopende cursus kan verkregen worden. Zij ontveinst zich niet, dat voor zeelieden, die geene middelen bezitten, eene dergelijke opleiding bezwarend is. Behalve de kosten voor het onderricht, komen te hunnen laste nog die voor hun verplicht verblijf aan den wal, welke laatsten veeltijds hen dwingen spoedig naar zee te gaan. Om die reden echter mag die noodzakelijke regeling niet uitgesteld worden.

Met genoegen heeft zij dan ook onlangs vernomen, dat eene wettelijke regeling van het zeevaartkundig onderwijs reeds door Uwe Excellentie in overweging is genomen.

Overgaande tot eene meer algemeene bespreking van de kennis der candidaten, staat de Commissie in de eerste plaats stil bij het theoretisch gedeelte.

Na hetgeen door haar reeds omtrent de theoretische vorming is opgemerkt, zal het geen verwondering wekken, dat zij over dit gedeelte van het examen een zeer ongunstig oordeel vellen moet. In alles wat met reken-, stel- en meetkunde en stuurmanskunst in verband staat, zijn de candidaten ver beneden het middelmatige gebleven. In de nautische astronomie en de

kennis der werktuigen en instrumenten, bij de zeevaart in gebruik, en de natuurkundige aardrijksbeschrijving in betrekking tot de verschijnselen in den dampkring en op den oceaan, en het houden van het meteorologisch journaal, in de kennis en het gebruik der meteorologische instrumenten, waren de meeste candidaten zeer zwak.

Ten aanzien van het schriftelijk examen valt op te merken, dat het schrijven van eene goed leesbare hand en het uiten der gedachten in de Nederlandsche taal zonder grove fouten veel te wenschen overlieten. Dit was in nog hoogere mate het geval ten aanzien van het berekenen van wiskundige en zeevaartkundige vraagstukken. Het grootste aantal der candidaten kon daarin geen voldoend cijfer behalen. Duidelijk waren in deze de sporen van het machinaal onderricht te onderkennen. Velen wisten o. a. zich geen rekenschap te geven van de toepassing der correctiën, welke bij zeevaartkundige berekeningen zulk eene belangrijke rol spelen.

Naar het der Commissie voorkomt, worden de jongere zeelieden in het practische leven slechts hoogst zelden in de gelegenheid gesteld om het op school geleerde in toepassing te brengen, een gemis, dat zich, als het onderricht zeer oppervlakkig is, sterk doet gevoelen.

Voortdurende toepassing van het geleerde, ten einde het geheugen te gemoet te komen, is vooral hier dringend noodig.

Practisch gedeelte. Ten aanzien van dit gedeelte waren de uitkomsten eenigszins gunstiger, vooral wat betreft de kennis van schip en tuig, op- en aftuigen, garneeren, dokken, kielen enz. In het manoeuvreeren met schepen waren de candidaten minder bedreven. Vele, voornamelijk zij die een diploma als 3den stuurman verlangden, konden zich bijvoorbeeld niet altijd behoorlijk rekenschap geven van de werking van den wind op de zeilen bij de verschillende standen der raas. Het manoeuvreeren met stoom schepen liet ook veel te wenschen over.

De kennis der heerschende winden, de regelen om orkanen te ontwijken, van de routen naar de voornaamste zeehavens, van de vuren en banken in de Noordzee en het kanaal, in het aandoen der voornaamste Nederlandsche zeegaten, ten aanzien der landverkenningen in de Noordzee, was over het algemeen vrij bevredigend. Met de wettelijke bepalingen op De Zee. 1879.

6

het uitwijken van zeil- en stoomschepen, waren zeer weinigen, vooral in de eerste zittingen, vertrouwd. Op de laatste examens, toen bekend was geworden, dat de Commissie aan dit onderwerp groote aandacht schonk, waren de candidaten van die voorschriften beter op de hoogte.

Deze laatste opmerking is ook van kracht bij het wettelijk gedeelte. In den beginne heerschte bij alle candidaten, misschien wel omdat de voormalige gemeentelijke commissien op het examen aan dit onderwerp weinig aandacht schonken, volstrekte onbekendheid met de wettelijke bepalingen. Later echter verbeterde die toestand.

In de vreemde talen had zelden examen plaats. Van de enkele candidaten die zich onderwierpen aan dit facultatief gestelde gedeelte, slaagden weinigen.

Het stoomwerktuigkunaig gedeelte. Het examen in dit mede facultatief gestelde gedeelte, waartoe alleen candidaten voor het diploma van Isten en 2den stuurman werden toegelaten, liet zeer veel te wenschen over. Op slechts 5 diploma's, en wel voor den rang van Isten stuurman groote vaart, en 4 voor dien van 2den stuurman groote vaart, heeft de Commissie deze rubriek met voldoende kunnen invullen.

De Commissie voornoemd,

KNIPHORST, Voorzitter.

W. H. K. MOUTHAAN, Secretaris.

Bij beschikking dd. 27 Dec. 1878, no. 57, van den Minister van Waterstaat, Handel en Nijverheid, zijn voor het jaar 1879 benoemd:

Tot Lid en Voorzitter der Commissie van examen ter verkrijging van een diploma als stuurman aan boord van koopvaardijschepen J. H. P. KNIPHORST, Gep. Kapitein ter zee te 's Gravenhage;

tot leden:

J. P. J. LUCARDIE, Directeur der zeevaartk. school te Rotterdam.

D. C. RIETBERGEN. Oud gezagvoerder op de groote vaart te Rotterdam.

O. VAN SLOOTEN. Kapt. Luit. t/z. tit. Inspecteur v. h. Loodswezen i. h. re distr. te Groningen.

J. V. WIERDSMA, gewez. Luit. t/z., werkzaam bij de K. N. Stoomb.-Maats. te Amsterdam.

J. C. VAN DE POLL. Expert van Veritas te Amsterdam. tot lid en secretaris:

Mr. W. H. K. MOUTHAAN. Secretaris der Kamer v. Kooph. en Fabrieken te Amsterdam.

tot plaatsvervangende leden:

Mr. C. C. DUTILH, te Rotterdam.

A. JONGKEES, Off. Machinist der ze kl. te Willemsoord. L. JANSE BZ. Hoofdonderwijzer a. d. Kweekschool v/d. Zeevaart te Amsterdam.

S. STAPERT, Oud-gezagvoerder op de Groote Vaart te Rotterdam.

C. F. ZEEMAN, Expert der Ned. Vereen. v. Assuradeuren te Rotterdam.

De bovenbedoelde commissie zal in den loop van het jaar 1879 wederom acht zittingen houden, te weten:

[merged small][merged small][merged small][merged small][ocr errors]
[ocr errors]

De Inflexible. De aflevering d.d. 5 Januari 1.1, van het Tijdschrift,,Hansa" bevat onder anderen eene beschouwing over het Engelsche torenschip Inflexible", en wel naar aanleiding van den proeftocht, waaraan die bodem onderworpen is geworden tot keuring der machines en ketels bij de aflevering.

Zooals de lezer zich waarschijnlijk herinnert, is de,,Inflexible" het grootste pantserschip der Engelsche Marine, hetwelk naar de theorieën van „Froude" voorzien werd van een zeer breed middenschip, dat vrij snel en eigenaardig toeloopt naar de scherpe vóór- en achterstevens.

De uitkomsten met dezen bodem te verkrijgen, zullen op groote schaal de juistheid dier theorieën moeten bevestigen. Het kan natuurlijk niet in ons plan liggen, in deze weinige regels zelfs maar een denkbeeld te geven van de proefnemingen, welke er toe hebben geleid, om bij de nieuwere schepen

weder het quotient van lengte en grootste breedte aanzienlijker kleiner te maken; dus weder terug te gaan tot het oude. Doch het is misschien niet overbodig te herinneren, dat zulks geschied is, omdat die proeven hebben geleerd, dat, bij overschrijding van een zekere grens van snelheid, korte breede schepen minder tegenstand bij hunne beweging door het water ondervinden dan smalle lange schepen.

Bij de „Inflexible", waarvan de lengte circa 97 meter bedraagt, is de grootste breedte iets meer dan 22 meter genomen; toch gelooft de Heer Froude, dat men nog verder had kunnen en behooren te gaan.

Doch hoe dit zij, de proeftocht, waarop hierboven gezinspeeld werd, leerde reeds, dat de groote breedte van de „Inflexible" zéér zeker geen nadeelig grooten weêrstand in het leven riep.

Het resultaat van dien tocht mag, wat de werktuigen betreft, zeker ook bevredigend genoemd worden.

Bij een stoomdruk van 60 Eng. pd in den ketel werden 8909 Indicateur Paardenkrachten ontwikkeld, waardoor aan de tweeling-schroeven een snelheid van 74 omwentelingen in de minuut werden medegedeeld. Het schip liep toen 14,75 mijlen, doch was niet volgeladen, bedragende de waterverplaatsing 9500 ton, in stede van 11000 ton als die bij toegeladen schip zijn moet.

Het steenkolen verbruik bedroeg 2,05 Eng. pd per uur, per Indicateur Paardenkracht.

Met verlangen wordt door deskundigen uitgezien naar den uitslag van het stoomen langs de gemeten mijl, wanneer het schip zal liggen op de toegeladen lastlijn.

Het behoeft toch wel geen betoog, dat zoowel Oorlogs- als Handelsvloot grootelijks zullen gebaat kunnen worden, wanneer op afdoende wijze de practische waarde van Froudes onderzoekingen zal aangetoond zijn.

Immers groote laadruimte bij grootere stabiliteit, vermindering van pantseroppervlak bij mogelijkheid om veel zwaarder pantser aan te brengen, beter zeil- en stuurvermogen, en nog meer, zullen daarvan de gelukkige gevolgen kunnen zijn.

E.

« 이전계속 »