ÆäÀÌÁö À̹ÌÁö
PDF
ePub

In 1814, na een langdurigen en geldroovenden oorlog, had de Engelsche natie het toppunt van hare macht bereikt. Met een bevolking, welke slechts een derde gedeelte bedraagt van thans, en met een tiende gedeelte van den hedendaagschen rijkdom, kon Groot Brittannië toen beschikken over 1882 schepen van oorlog, met 150.000 man; 908 schepen waren toenmaals bewapend en uitgerust. Bij deze vloot behoorden 67 admiraals, 87 schouten bij nacht, 685 kapiteins ter zee, 726 kapiteins-luitenant ter zee, 3002 luitenants en 645 adelborsten. Dit personeel werd door het gouvernement karig beloond, maar stelde zich tevreden door de vooruitzichten op avancement, welke door een spoedige promotie verwezenlijkt werden en andere voordeelen welke den oorlog opleverde, inzonderheid de buitgelden.

Toen de stoom langzamerhand in den bouw der schepen. groote verandering bracht, en de kosten aan elk schip besteed zooveel meer bedroegen, verminderde het aantal oorlogsschepen; in nog grootere mate vond dit plaats, toen de ramschepen, monitors en andere drijvende,,millioenen" de vroegere trotsche linieschepen en stoomfregatten vervingen.

Op dit oogenblik bestaat de Britsche marine uit 154 gewapende schepen van oorlog van allerlei model en uit 102 reserveschepen, waaronder 10 troepenschepen, 24 wachtschepen en 16 avisos. Deze vloot wordt bemand met 2889 officieren en 43.117 onderofficieren en matrozen; voeg hier nog bij een korps mariniers van 14.000 man, dat evenals de Nederlandsche mariniers gedeeltelijk is ingescheept, dan bedraagt het geheele marine-personeel ongeveer 60.000 man. Bovendien bezit Engeland nog een marine reserve van 14.000 man en kunnen de volontairs van de marine-Artillerie in urgente gevallen op de kustbatterijen gewichtige diensten bewijzen.

(Revue Maritime & Coloniale).

R. v. R.

De Duitsche Marine. Het personeel van de tegenwoordige Duitsche Marine bestaat uit:

i Vice-Admiraal, welke een traktement ontvangt van ƒ 9000. 3 Schouten bij nacht, waarvan elk een traktement

[merged small][ocr errors][merged small]

20 Kapiteins ter zee, waarvan elk een traktement ont

[blocks in formation]

Deze traktementen worden in de meeste gevallen door verschillende toelagen verhoogd.

Om Duitsch zeeofficier te worden, wordt men als kadet aangesteld, na het afleggen van een admissie-examen. In de maand April van elk jaar worden deze jongelieden aan boord een instructieschip geplaatst, waar hunne militaire en maritime opleiding aanvangt. Staat de dienst hun aan, en geven zij blijken, dat er later degelijke zeeofficieren uit hen kunnen groeien waarbij niet alleen op kunde, maar ook op lichamelijke ontwikkeling en verdere geschiktheid gelet wordt dan komen zij in September van datzelfde jaar op de marineschool te Kiel, en engageeren zich voor een bepaald aantal jaren.

[ocr errors]

Daarna volgt het examen voor zeekadet; wordt dit met goed gevolg afgelegd, dan wordt hun opleiding op het kadettenschip in twee jaren voltooid. Na het eindexamen krijgen zij den rang van ze luitenant, indien het korps zeeofficieren niets tegen hun persoon of naam heeft aan te merken, een gebruik dat in Duitschland, zoowel bij het leger als bij de marine, er veel toe bijbrengt om het gehalte der officieren niet in discrediet te brengen.

Om het brevet als luitenant ter zee te verdienen, moeten de nieuw aangestelde ze luitenants eerst drie jaren gevaren hebben om nautische kennis op te doen, en daarna voor de examen-commissie van de marineschool een voldoend examen hebben afgelegd.

Men ziet hieruit, dat de Duitsche luitenants ter zee niet zoo gemakkelijk hun brevet van zeeofficier verdienen, als hunne Nederlandsche collega's. Bij ons toch krijgt men als adelborst nagenoeg geheel en al de opleiding aan den wal, terwijl de rang van adelborst iste klasse, bestaande om den belanghebbenden de zoo noodige nautische kennis te geven, in de laatste jaren slechts 2 jaren bekleed wordt.

Verder bestaat de Duitsche marine uit: 57 officieren van gezondheid; 42 officieren van administratie; 8 officieren-machinist en 13 machinisten met den rang van 2e luitenant; uit 700 scheepsonderofficieren en 5340 matrozen.

Het korps mariniers, dat geheel en al is ingescheept, telt: 33 officieren; 112 onderofficieren en 1000 minderen.

De marine-stations zijn Kiel voor de Oostzee en Wilhelmshafen voor de Noordzee. In beide plaatsen is een schout bij nacht, directeur en commandant.

Op 't oogenblik heeft Duitschland 19 oorlogsschepen in dienst, waarvan 9 binnen zes maanden buiten dienst gaan om door anderen te worden vervangen.

In het geheel telt de Duitsche marine: 7 gepantserde zware fregatten, 3 gepantserde korvetten, 9 kuilkorvetten, 5 korvetten, 8 kanonneerbooten 1ste klasse, 2 monitors, 5 gepantserde kanonneerbooten, 6 kanonneerbooten 2e klasse, 6 avisos, 2 transportschepen, benevens nog verscheidene instructie-vaartuigen en torpedobooten.

Het gepantserde korvet Sachsen, dat 3,500.000 gulden kosten zal, is weldra gereed; verder zijn nog in aanbouw: twee gepantserde kanonneerbooten, twee gepantserde korvetten, korvet en I staunch; terwijl 1 gepantserd korvet, 3 gepantserde kanonneerbooten, 1 korvet en 1 aviso op stapel zullen worden gezet.

De Duitsche marine breidt zich derhalve belangrijk uit.

(Revue Maritime & Coloniale).

R. v. R.

Het licht als kompas. De voortplanting van het geluid geschiedt door trillingen der lucht. Is deze niet bewogen. door wind of andere oorzaken, dan zal men een toon in elke mogelijke richting op dezelfde wijze hooren; met andere woorden, neemt het toongevend lichaam het middelpunt van een bol in, dan wordt het geluid in elk punt van het oppervlak van dien bol op dezelfde wijze vernomen. Iets anders heeft er plaats wanneer de lucht, de draagster van het geluid, zich in beweging bevindt. In de richting der beweging worden de geluidsgolven sneller bewogen, verder gedragen dan in de

tegenovergestelde richting. Men is dan ook gewoon te zeggen dat de wind het geluid verder draagt. Iets dergelijks heeft er plaats, wanneer de lucht in rust is, maar het toongevend lichaam snel bewogen wordt. Wij herinneren aan de proeven van den hoogleeraar Buijs Ballot, die een trompetter geplaatst had op een locomotief. Kwam deze in volle vaart den waarnemer nader, dan was de toon hooger, bij snelle verwijdering lager.

Gelijk nu het geluid door de lucht bewogen wordt, zoo heeft de voortplanting van het licht plaats door golvingen in eene oneindig fijnere, hypothetische vloeistof de aether. Door trillingen in dien aether komt het licht tot ons, en die aether wordt geacht de oneindige ruimte in te nemen. Maar hoe snel de voortplanting van het licht ook moge zijn, de beweging der aarde in hare baan van het Westen naar het Oosten kan men tegenover de snelheid van het licht niet als niet bestaande, als nul, aannemen. Als bewijs daarvan strekt de aberratie van het licht. Theoretisch is het derhalve volkomen waar dat een lichtpunt, geplaatst in het midden van een bol, niet elk evenmatig gedeelte van dien bol op dezelfde wijze en met gelijke kracht verlicht; dat is, niet elke vierkante centimeter van het oppervlak van dien bol ontvangt rigoureus evenveel licht. In de richting van de beweging der aarde zal iets meer licht zijn dan in de tegenovergestelde richting. Kan men dit verschil meten, dan is het Oost- en Westpunt van den horizon bekend; men heeft het magnetisch kompas door het lichtkompas vervangen en is gevrijwaard tegen elke storing, door induceerende krachten als anderszins veroorzaakt.

Vroeger was er geen werktuig bekend dat zulke geringe verschillen kon meten. Sedert echter Edison zijn tasimeter bekend maakte is het mogelijk dat de zaak eene andere verhouding zal aannemen.

Men stelle zich een cirkelvormigen cylinder of ring voor. In het midden der as van dien cylinder is een lichtbron geplaatst. Op twee punten van het oppervlak diens cylinders, 180° van elkander, bevinden zich twee tasimeters. Ontvangt elke evenveel licht, dan blijft de wijzer in rust; hare werking heft zich wederkeerig op. Maar ontvangt de eene meer licht dan de andere, dan heeft die compensatie niet volkomen plaats, en de index wordt meer bewogen naarmate het verschil

toeneemt. De cylinder moet derhalve zoo zijn ingericht, dat zijne as loodrecht staat en hij om die loodrechte as kan draaien. Stel dat de index der tasimeters op nul staat; draait men nu den cylinder met aangehechte tasimeters om zijne as, dan wordt ook de wijzer bewogen. Op het oogenblik dat de afwijking van den index het grootst is, houdt men op met draaien, en is men zeker dat de lijn, die de tasimeters verbindt, het Oosten en Westen aanduidt. Om de proef te controleeren, kan men den cylinder andermaal 180° laten draaien. Mogt een tweede Edison opstaan, om ons dat fijne werktuig te leveren. Dr. H.

.

over

Het gesprongen kanon a/b Thunderer. De Commissie, belast met het onderzoek naar de laatste ramp aan boord Thunderer, is tot het resultaat gekomen dat het gesprongen stuk dubbel geladen is geweest en dat hieraan het ongeval moet worden toegeschreven. In Engeland is men - en terecht deze ontdekking zeer ontsticht; velen zien in het onderzoek dat met groote geheimzinnigheid heeft plaats gevonden slechts een voorwendsel om de ware reden van het ongeval te verzwijgen, ten einde de autoriteiten te Woolwich te sparen. Allen zijn het echter hierover eens dat, de juistheid der reden aangenomen, het feit tevens eene sterke veroordeeling uitspreekt over trompladers, waarbij zulk eene rampzalige vergissing nog mogelijk is. (Engineering, etc.)

Over Stoomlijnen in den Atlantischen Oceaan. In het Februari-nummer van het ,,Nautical Magazine" werd nogmaals ter sprake gebracht de groote wenschelijkheid, om het volgen van een bepaalden, doch in verband met de heerschende jaargetijden veranderlijken trek verplichtend te stellen voor de stoomschepen, die den Atlantischen Oceaan tusschen Europa en Amerika bevaren.

Wanneer men bedenkt, dat niet minder dan circa 2500 stoomers per jaar de reis heen en terug van uit de Engelsche kusten naar de Vereenigde Staten doen, dan valt het nut van een Internationalen maatregel, waarbij de stoomers naar AmeDe Zee 1879.

9

« ÀÌÀü°è¼Ó »